Op zaterdag 20 maart wordt in Vertelcafé De Pompel te Overschild een ingekorte herhaling van een Vertelvoorstelling gegeven, die jongstleden donderdagavond op de Vertelboot in Zwolle werd gepresenteerd. Tineke Neyman en Jempie Vermeulen bouwen samen het verhaal De man die niet wou stoppen met dansen.
Tineke vertelt en de Vlaamse multi-instrumentalist Jempie ondersteunt haar muzikaal. De opbouw van het verhaal zorgt ervoor dat u steeds verder wordt meegenomen — misschien wel meegesleept of zelfs meegesleurd — naar een 'andere dimensie' waarin muziek in allerlei vormen de hoofdrol speelt. Het gaat daarbij ook op vormen van muziek zoals u die nog niet eerder heeft gehoord, en mede daardoor is de kans groot dat u even ver van huis raakt, hetgeen misschien al het geval is als u van buiten Overschild komt. Dan bent u beslist nog verder van huis.
En ondanks de gevaren die obsederende muziek op zich zou kunnen hebben, durf ik er hier en nu best van uit te gaan dat u weer veilig zult landen in hetzelfde café waar uw vertrekpunt zal hebben gelegen. Het is dan ook aan de 'conducteurs' om u op de juiste wijze te begeleiden. Dat ik daar het volste vertrouwen in heb, komt alleen al doordat ik zo nuchter ben er van uit te gaan dat het duo u bij een volgende gelegenheid graag weer zal begroeten.
Tineke Neyman heeft enige tijd achtereen elke week een Gronings volksverhaal op Radio Noord verteld; Jempie Vermeulen laat u tijdens de voorstelling niet alleen opnieuw kennismaken met bekend instrumenten als viool, gitaar en trekharmonica, maar tevens met de nyckelharpa en een lieftallig muziekdoosje dat voor de goede toehoorder alleen al hele verhalen kan vertellen.
vrijdag 19 maart 2010
woensdag 10 maart 2010
De Vijfde Symfonie van Anton Bruckner door NNO
Fysiek veeleisend
Toen Roelof Krol, na het vrij plotselinge vertrek van Jan van Epenhuysen als dirigent van het symfonieorkest in Groningen, de taak op zich nam om het van een nieuwe naam voorziene ensemble — Noordelijk Filharmonisch Orkest, orkest van Groningen en Drenthe — voor een tussenperiode (1961-1964) als chef-dirigent te leiden, meldde deze in een interview met het Nieuwsblad van het Noorden over zijn plannen met betrekking tot het repertoire, dat hij er wel iets voor voelde om een symfonie van Anton Bruckner uit te voeren, maar dat dit fysiek wel heel veel van de musici zou vergen. Daarmee toonde de nieuwe dirigent dat hij zich met
betrekking tot het repertoire van zijn ensemble in de negenennegentig voorafgaande jaren niet voldoende had georiënteerd. Had hij dat wel gedaan, dan zou hij zijn tegengekomen dat de tweede dirigent naast voornoemde Van Epenhuysen — de in 1945 benoemde muziekschooldirecteur Jan van 't Hoff (1899-1983) — wel degelijk symfonieën van Anton Bruckner in Groningen had uitgevoerd, evenals gelijksoortige werken van Gustav Mahler. Het zou echter niet zo lang duren voordat Roelof Krol zijn tamelijk ingehouden wens zou realiseren door Bruckners Nullte Sinfonie op het programma van een NFO-concert in De Harmonie van Groningen te zetten. De Duitse gastdirigent Karl Randolf voerde met het NFO in de periode-Krol de Derde van Bruckner uit.
Eigen Bruckner-traditie van NFO
Pas in de tweede helft van de jaren zestig, toen Charles de Wolff eerste en enige vaste dirigent was geworden en de door hem open gelaten concerten door vier gastdirigenten, waaronder Roelof Krol, werden ingevuld. De Wolff begon met Bruckners Vijfde, in de daarop volgende seizoenen gevolgd door de Zevende, de Achtste en de Derde, met steeds in hetzelfde seizoen een herhaling van een eerdere. Uiteindelijk zou de Zevende het vaakst door het orkest aldaar worden uitgevoerd.
De Tweede en de Negende hebben eens in De Wolffs tijdperk op het programma gestaan, maar moesten vanwege ziekte van flink wat orkestleden of — in de Negende een plotselinge onmogelijkheid om de vereiste Wagner-tuba's — die het ensemble in die dagen nog niet zelf bezat, maar met de daarbij behorende spelers moest inhuren — te bezetten. Onder leiding van gastdirigenten werden nog de Vierde — onder de toen vaste gastdirigent Luis-Antonio Garcia-Navarro — en de Nulde (onder Hubert Soudant) en weer de Derde (maart 1982: Ude Nissen uit Erfurt).
In de periode dat er al samenwerkingsconcerten werden gegeven door een ensemble dat werd samengesteld uit het Frysk Orkest en het NFO, zou onder leiding van Franz-Paul Decker een uitvoering van de Originalfassung van Bruckners Achtste Symfonie worden gegeven, doch ook die ging niet door als gevolg van een groot aantal orkestleden met griep.
Voortzetting door NNO
In de begintijd van het ensemble dat uit de beide orkesten, dat van Leeuwarden en Groningen, werd samengesteld en daarna Noord Nederlands Orkest ging heten, werd eindelijk de Negende van Anton Bruckner uitgevoerd, onder leiding van de eerste vaste dirigent Martin Sieghart. Later kwamen er herhalingen van onder meer de Zevende en de Vierde. Deze week is opnieuw de Vijfde aan de beurt, die zowel in Leeuwarden, op donderdag 11 maart, en op vrijdag 12 maart in De Oosterpoort te Groningen zal worden utigevoerd.
Het werk is het contrapuntische meesterwerk bij uitstek van Anton Bruckner, waarover hij zelf na gereedkoming stelde, dat niet nog eens te willen doen, zelfs niet voor 1000 Gulden, om vervolgens gewoon met een nieuw magistraal stuk, de Zesde, te beginnen.
Hoewel relatief sober bezet met acht houtblazers: twee fluiten, twee hobo's, twee klarinetten, twee fagotten, en daarnaast elf koperinstrumenten: vier hoorns, drie trompetten, drie trombones en een bastuba, pauken en een sterk bezet strijkkwintet, maakt de vijfde symfonie een overweldigende indruk van kathedrale schoonheid en gotische symmetrie. Dat geldt helemaal voor de magistraal stijgende coda met een tripelfuga.
Symmetrie in partituur
Een Weense psychiater — en tevens een groot bewonderaar van de symfonieën van Bruckner — heeft de partituur van de Vijfde eens op (ma)thematische symmetrie doorgespit en kwam tot een constructie die overeenstemde met hetgeen op basis van het veelal ondergane gevoel dat bij het ingespannen luisteren ontstaat.
Deze Bruckner-symfonie wordt — in Leeuwarden en Groningen — voorafgegaan door de wereldpremière van een opdrachtwerk dat het Noord Nederlands Orkest heeft verstrekt aan componist en Trouw-medewerker Anthony Fiumara: een Concert voor piano en orkest, uit te voeren door Ralph van Raat, met het orkest onder leiding van Stefan Vladar. Op dat werk komen we graag terug als we het eenmaal hebben gehoord. (Aangezien het werk geen enkele blijvende indruk heeft gemaakt — dat wil zeggen dat er niets is blijven hangen', laten we dat, bij nader inzien, toch maar van achterwege.)
Toen Roelof Krol, na het vrij plotselinge vertrek van Jan van Epenhuysen als dirigent van het symfonieorkest in Groningen, de taak op zich nam om het van een nieuwe naam voorziene ensemble — Noordelijk Filharmonisch Orkest, orkest van Groningen en Drenthe — voor een tussenperiode (1961-1964) als chef-dirigent te leiden, meldde deze in een interview met het Nieuwsblad van het Noorden over zijn plannen met betrekking tot het repertoire, dat hij er wel iets voor voelde om een symfonie van Anton Bruckner uit te voeren, maar dat dit fysiek wel heel veel van de musici zou vergen. Daarmee toonde de nieuwe dirigent dat hij zich met
betrekking tot het repertoire van zijn ensemble in de negenennegentig voorafgaande jaren niet voldoende had georiënteerd. Had hij dat wel gedaan, dan zou hij zijn tegengekomen dat de tweede dirigent naast voornoemde Van Epenhuysen — de in 1945 benoemde muziekschooldirecteur Jan van 't Hoff (1899-1983) — wel degelijk symfonieën van Anton Bruckner in Groningen had uitgevoerd, evenals gelijksoortige werken van Gustav Mahler. Het zou echter niet zo lang duren voordat Roelof Krol zijn tamelijk ingehouden wens zou realiseren door Bruckners Nullte Sinfonie op het programma van een NFO-concert in De Harmonie van Groningen te zetten. De Duitse gastdirigent Karl Randolf voerde met het NFO in de periode-Krol de Derde van Bruckner uit.
Eigen Bruckner-traditie van NFO
Pas in de tweede helft van de jaren zestig, toen Charles de Wolff eerste en enige vaste dirigent was geworden en de door hem open gelaten concerten door vier gastdirigenten, waaronder Roelof Krol, werden ingevuld. De Wolff begon met Bruckners Vijfde, in de daarop volgende seizoenen gevolgd door de Zevende, de Achtste en de Derde, met steeds in hetzelfde seizoen een herhaling van een eerdere. Uiteindelijk zou de Zevende het vaakst door het orkest aldaar worden uitgevoerd.
De Tweede en de Negende hebben eens in De Wolffs tijdperk op het programma gestaan, maar moesten vanwege ziekte van flink wat orkestleden of — in de Negende een plotselinge onmogelijkheid om de vereiste Wagner-tuba's — die het ensemble in die dagen nog niet zelf bezat, maar met de daarbij behorende spelers moest inhuren — te bezetten. Onder leiding van gastdirigenten werden nog de Vierde — onder de toen vaste gastdirigent Luis-Antonio Garcia-Navarro — en de Nulde (onder Hubert Soudant) en weer de Derde (maart 1982: Ude Nissen uit Erfurt).
In de periode dat er al samenwerkingsconcerten werden gegeven door een ensemble dat werd samengesteld uit het Frysk Orkest en het NFO, zou onder leiding van Franz-Paul Decker een uitvoering van de Originalfassung van Bruckners Achtste Symfonie worden gegeven, doch ook die ging niet door als gevolg van een groot aantal orkestleden met griep.
Voortzetting door NNO
In de begintijd van het ensemble dat uit de beide orkesten, dat van Leeuwarden en Groningen, werd samengesteld en daarna Noord Nederlands Orkest ging heten, werd eindelijk de Negende van Anton Bruckner uitgevoerd, onder leiding van de eerste vaste dirigent Martin Sieghart. Later kwamen er herhalingen van onder meer de Zevende en de Vierde. Deze week is opnieuw de Vijfde aan de beurt, die zowel in Leeuwarden, op donderdag 11 maart, en op vrijdag 12 maart in De Oosterpoort te Groningen zal worden utigevoerd.
Het werk is het contrapuntische meesterwerk bij uitstek van Anton Bruckner, waarover hij zelf na gereedkoming stelde, dat niet nog eens te willen doen, zelfs niet voor 1000 Gulden, om vervolgens gewoon met een nieuw magistraal stuk, de Zesde, te beginnen.
Hoewel relatief sober bezet met acht houtblazers: twee fluiten, twee hobo's, twee klarinetten, twee fagotten, en daarnaast elf koperinstrumenten: vier hoorns, drie trompetten, drie trombones en een bastuba, pauken en een sterk bezet strijkkwintet, maakt de vijfde symfonie een overweldigende indruk van kathedrale schoonheid en gotische symmetrie. Dat geldt helemaal voor de magistraal stijgende coda met een tripelfuga.
Symmetrie in partituur
Een Weense psychiater — en tevens een groot bewonderaar van de symfonieën van Bruckner — heeft de partituur van de Vijfde eens op (ma)thematische symmetrie doorgespit en kwam tot een constructie die overeenstemde met hetgeen op basis van het veelal ondergane gevoel dat bij het ingespannen luisteren ontstaat.
Deze Bruckner-symfonie wordt — in Leeuwarden en Groningen — voorafgegaan door de wereldpremière van een opdrachtwerk dat het Noord Nederlands Orkest heeft verstrekt aan componist en Trouw-medewerker Anthony Fiumara: een Concert voor piano en orkest, uit te voeren door Ralph van Raat, met het orkest onder leiding van Stefan Vladar. Op dat werk komen we graag terug als we het eenmaal hebben gehoord. (Aangezien het werk geen enkele blijvende indruk heeft gemaakt — dat wil zeggen dat er niets is blijven hangen', laten we dat, bij nader inzien, toch maar van achterwege.)
dinsdag 9 maart 2010
Actualiteitencollege over Bachs Matthaeus Passion
»Bleibt ihr Engel, bleibt bei mir!
Führet mich auf beiden Seiten,
Dass mein Fuß nicht möge gleiten.
Aber lernt mich auch allhier
Euer großes Heilig singen
und dem Höchsten Dank zu bringen.«
Een speciale passie: Bachs Matthaeus Passion
Als een theoloog aan het begin van de eenentwintigste eeuw de Passie preekt, lijkt het in ieder geval een goede zaak eens te gaan luisteren wat hij precies te zeggen heeft. Zeker in deze tijd van het jaar, voorafgaande aan Pasen: de lijdenstijd, en het thema: die éne, alles overheersende, Passion van Johann Sebastian Bach (1685-1750) is: die naar het Evangelie van Matthaeus. De theoloog die iets over dit onvergankelijke muziekstuk van Bach te zeggen heeft, is Jan Luth van de Rijksuniversiteit Groningen: een man die zich heeft gespecialiseerd als hymnoloog en die tevens als kenner van het werk van J.S. Bach geldt. Hij houdt een openbaar actualiteitencollege in de grote zittingzaal van de voormalige Rechtbank in de Oude Boteringestraat 38 in Stad. En ook al is het Felix Mendelssohn (1809-1847) geweest die acht decennia na het overlijden van de grootmeester de Passion in kwestie nieuw leven heeft ingeblazen, zij het in een afwijkende vorm van uitvoering dan die ten tijde van Papa Bach zelf, en heeft die daarmee een nieuwe traditie gevestigd die tot na de Tweede Wereldoorlog in Duitsland en de omringende staten gehandhaafd bleef. Totdat Nikolaus Harnoncourt, cellist van de Wiener Philharmoniker in de jaren vijftig op onderzoek uit ging naar de oorspronkelijke versie van de werken van Bach, gevolgd door (delen van) het oeuvre van tal van anderen. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de intenties van de componist, richtte Harnoncourt het ensemble Concentus Musicus op dat het eerste optreden in ons land heef gerealiseerd in De Harmonie van Groningen (1969), en diverse musici van dit orkest mij, bij een tweede optreden medio jaren zeventig (in De Oosterpoort), hun verbijstering uitspraken over het verdwijnen van dat concertgebouw. Sommige dirigenten voelden wel voor die alternatieven, maar waren huiverig die in praktijk te brengen doordat ze vreesden dat hun omvangrijke koor uiteen zou vallen. Doch langzaam maar zeker is de massaliteit qua koorstemmen iets teruggedrongen, al is een uitvoering met een totaal van veertig stemmen — instrumentaal en vocaal tesamen — nog steeds een relatieve zeldzaamheid.
Anekdoten rondom de uitvoering te Naarden
Elk jaar werd op Goede Vrijdag deze Matthaeus Passion in de Grote Kerk te Naarden — later, na de splijting van de Nederlandse Bachvereeniging, tevens door Bachkoor Holland in de Leidse Pieterskerk —, en die lang volgehouden traditie is omzoomd door tal van anekdoten. Zo zou Jo Vincent, die niet bepaald dol op Joden waren, na elke uitvoering hebben gezegd: "Die hangt weer." Anderzijds weigerde ze op te treden toen tijdens de Duitse bezetting bij de ingang van de kerk stond dat de toegang voor Joden was verboden. Als de hoofdpersonen in het drama geen toegang hadden, wilde Jo Vincent ook niet. Een tweede hardnekkig verhaal dat inmiddels ietwat is weggeëbd, is de spanning waarmee het koor de inzet van de Evangelist afwachtte. Zong die een beetje vlot, dan keek men elkaar geruststellend aan: "We halende laatste trein nog."
1899: het jaar voor de Amsterdamse Matthaeus Passion
Vanaf 1899 heeft het Concertgebouworkest met Willem Mengelberg een eigen traditie ingezet en langzaam maar zeker volgden de andere grotere orkesten en de regionale ensembles verspreid over ons land. En om nu even bij Groningen te blijven: Jan van Epenhuysen trad elk jaar opnieuw driemaal achtereen met de Groninger Orkest Vereniging en het Toonkunstkoor Bekker met deze Matthaeus Passion voor het voetlicht, zij het dat in die jaren de eerste avond nog als Generale Repetitie gold. Na allerlei tussenvormen — het ene jaar de Johannes Passion en het andere de Matthaeus weer; dan weer van elk één uitvoering, al dan niet op afwijkende locaties — zijn we na de laatste ingreep in ons orkestenbestel, met als gevolg een halvering van het aantal symfonische concerten, uitgekomen op één avond per jaar de Matthaeus in de programmering van het eigen symonieorkest. Daarnaast worden er nog wel op andere locaties uitvoeringen verzorgd door groeperingen 'van buitenaf', die allengs ook een eigen traditie (hebben weten te) vestigen.
Informatie vooraf
Wie voorafgaande aan de lezing van Jan Luth — te geven op donderdag 11 maart vanaf 19:30 uur in het gebouw van de faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap — meer informatie over het thema wenst, kan kennisnemen van algemene details door hier te klikken. De toegang is gratis, maar aanmelden wordt aanbevolen: telefoonnummer: 050-3638017.
Führet mich auf beiden Seiten,
Dass mein Fuß nicht möge gleiten.
Aber lernt mich auch allhier
Euer großes Heilig singen
und dem Höchsten Dank zu bringen.«
Een speciale passie: Bachs Matthaeus Passion
Als een theoloog aan het begin van de eenentwintigste eeuw de Passie preekt, lijkt het in ieder geval een goede zaak eens te gaan luisteren wat hij precies te zeggen heeft. Zeker in deze tijd van het jaar, voorafgaande aan Pasen: de lijdenstijd, en het thema: die éne, alles overheersende, Passion van Johann Sebastian Bach (1685-1750) is: die naar het Evangelie van Matthaeus. De theoloog die iets over dit onvergankelijke muziekstuk van Bach te zeggen heeft, is Jan Luth van de Rijksuniversiteit Groningen: een man die zich heeft gespecialiseerd als hymnoloog en die tevens als kenner van het werk van J.S. Bach geldt. Hij houdt een openbaar actualiteitencollege in de grote zittingzaal van de voormalige Rechtbank in de Oude Boteringestraat 38 in Stad. En ook al is het Felix Mendelssohn (1809-1847) geweest die acht decennia na het overlijden van de grootmeester de Passion in kwestie nieuw leven heeft ingeblazen, zij het in een afwijkende vorm van uitvoering dan die ten tijde van Papa Bach zelf, en heeft die daarmee een nieuwe traditie gevestigd die tot na de Tweede Wereldoorlog in Duitsland en de omringende staten gehandhaafd bleef. Totdat Nikolaus Harnoncourt, cellist van de Wiener Philharmoniker in de jaren vijftig op onderzoek uit ging naar de oorspronkelijke versie van de werken van Bach, gevolgd door (delen van) het oeuvre van tal van anderen. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de intenties van de componist, richtte Harnoncourt het ensemble Concentus Musicus op dat het eerste optreden in ons land heef gerealiseerd in De Harmonie van Groningen (1969), en diverse musici van dit orkest mij, bij een tweede optreden medio jaren zeventig (in De Oosterpoort), hun verbijstering uitspraken over het verdwijnen van dat concertgebouw. Sommige dirigenten voelden wel voor die alternatieven, maar waren huiverig die in praktijk te brengen doordat ze vreesden dat hun omvangrijke koor uiteen zou vallen. Doch langzaam maar zeker is de massaliteit qua koorstemmen iets teruggedrongen, al is een uitvoering met een totaal van veertig stemmen — instrumentaal en vocaal tesamen — nog steeds een relatieve zeldzaamheid.
Anekdoten rondom de uitvoering te Naarden
Elk jaar werd op Goede Vrijdag deze Matthaeus Passion in de Grote Kerk te Naarden — later, na de splijting van de Nederlandse Bachvereeniging, tevens door Bachkoor Holland in de Leidse Pieterskerk —, en die lang volgehouden traditie is omzoomd door tal van anekdoten. Zo zou Jo Vincent, die niet bepaald dol op Joden waren, na elke uitvoering hebben gezegd: "Die hangt weer." Anderzijds weigerde ze op te treden toen tijdens de Duitse bezetting bij de ingang van de kerk stond dat de toegang voor Joden was verboden. Als de hoofdpersonen in het drama geen toegang hadden, wilde Jo Vincent ook niet. Een tweede hardnekkig verhaal dat inmiddels ietwat is weggeëbd, is de spanning waarmee het koor de inzet van de Evangelist afwachtte. Zong die een beetje vlot, dan keek men elkaar geruststellend aan: "We halende laatste trein nog."
1899: het jaar voor de Amsterdamse Matthaeus Passion
Vanaf 1899 heeft het Concertgebouworkest met Willem Mengelberg een eigen traditie ingezet en langzaam maar zeker volgden de andere grotere orkesten en de regionale ensembles verspreid over ons land. En om nu even bij Groningen te blijven: Jan van Epenhuysen trad elk jaar opnieuw driemaal achtereen met de Groninger Orkest Vereniging en het Toonkunstkoor Bekker met deze Matthaeus Passion voor het voetlicht, zij het dat in die jaren de eerste avond nog als Generale Repetitie gold. Na allerlei tussenvormen — het ene jaar de Johannes Passion en het andere de Matthaeus weer; dan weer van elk één uitvoering, al dan niet op afwijkende locaties — zijn we na de laatste ingreep in ons orkestenbestel, met als gevolg een halvering van het aantal symfonische concerten, uitgekomen op één avond per jaar de Matthaeus in de programmering van het eigen symonieorkest. Daarnaast worden er nog wel op andere locaties uitvoeringen verzorgd door groeperingen 'van buitenaf', die allengs ook een eigen traditie (hebben weten te) vestigen.
Informatie vooraf
Wie voorafgaande aan de lezing van Jan Luth — te geven op donderdag 11 maart vanaf 19:30 uur in het gebouw van de faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap — meer informatie over het thema wenst, kan kennisnemen van algemene details door hier te klikken. De toegang is gratis, maar aanmelden wordt aanbevolen: telefoonnummer: 050-3638017.
maandag 1 maart 2010
Stadsschouwburg met een jubilerend Opera Zuid
Op dinsdag 2 maart komt Opera Zuid naar de Stadsschouwburg van Groningen met haar jubileumvoorstelling — naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van dit muziektheater-gezelschap — die vrijdag in Maastricht in première is gegaan: Hänsel und Gretel uit 1893 van Engelbert Humperdinck, op een libretto van Adelheid Wette, die op haar beurt het sprookje van de Gebroeders Grimm en het verhaal met dezelfde titel van Ludwig Bechstein heeft geraadpleegd.
Voor een uitgebreide toelichting op dit muziekdrama verwijs ik u alhier graag naar een artikel met meer achtergrond-gegevens en illustratiemateriaal uit de voorstelling, dat ik verleden week heb opgenomen op de zustersite Tempel van het Muziektheater.
Voor een uitgebreide toelichting op dit muziekdrama verwijs ik u alhier graag naar een artikel met meer achtergrond-gegevens en illustratiemateriaal uit de voorstelling, dat ik verleden week heb opgenomen op de zustersite Tempel van het Muziektheater.
Abonneren op:
Posts (Atom)