donderdag 10 april 2008

Mels van Driel over de vele wegen en dwaalwegen van sommige menselijke organen

Inzinking
Zelfs het meest robuuste en standvastige lid van een vereniging overkomt het wel eens dat, net voor de gewenste samenkomst — nog buiten dan wel in de voorhof van het heiligdom —, zijn krachten het begeven en een andere dan de beoogde overgave een feit wordt. Aangezien zo menig lid de mening is toegedaan dat die adeldom, waartoe edele delen zich niet zelden verplicht voelen, op de tocht is komen te staan en een langere inzinking het gevolg zou kunnen zijn, bestaan er allerlei opbeurende woorden en wenken, al dan niet in de vorm van tot daden aansporende therapieën. Dat die ondersteunende sessies niet als uiteindelijk doel hoeven te hebben de primaire representatie van de klassieke Fallos heel direct in ere te herstellen, doch dat hiertoe eveneens mogelijkheden bestaan langs de talrijke compensatoire, doch zeker niet minder aantrekkelijke, omwegen welke uitingen van kunst en cultuur — zowel actief alsook passief — in petto kunnen hebben, leidt dikwijls tot herstel van de potentiële manco's, die aan een eventueel conglomeraat van onvermogens ten grondslag liggen, welke op hun beurt niet zelden de oorsprong vinden in een culminatie van ongenoegens op het maatschappelijke vlak in het algemeen of specifiek door disharmonie in de relationele sfeer.


Herstel
Boos worden wil nog wel eens helpen, aangezien er dan energieën (kunnen) vrijkomen welke in hoge mate waren geblokkeerd, maar tegelijkertijd juist zo dringend benodigd zijn in het proces van zulk functioneren ten faveure van het eigen wezen, van de directe omgeving en vervolgens in de vorm van het uitvloeisel dat zijn weg moet vinden in de stroom van het sociale geheel.
Een extra waarschuwing is op zijn plaats: immers, de fallos is niet alleen het symbool van vruchtbaarheid, en soms bescherming, doch tevens van agressie. [1] Kort en goed, dat boos worden mag slechts in de juiste context en via de daarvoor geschikte uitingen om zo ervoor te zorgen dat dit de gewenste, ja vereiste, constructieve gevolgen heeft, en niet verzandt in destructie.
Herstel van de persoonlijke potentie — en daarmee indirect die van de maatschappelijke uitwisseling met anderen — is derhalve van enorm belang, en al degenen, die lijden aan een vorm van in de eerste alinea omschreven falende fallos kunnen zich maar het beste wenden tot één dergenen die in overdrachtelijke zin beschikken over de juiste recepten voor het samenstellen van een werkzaam zangzaad voor diegenen die de lust tot zingen is vergaan. Dat men zulk een fenomeen niet mag onderschatten, wist reeds de Duitse dichter Heinrich Heine (1797-1856), die de nu nog altijd veel gebruikte regel aan het papier heeft toevertrouwd: Böse Menschen haben keine Lieder.

Mels van Driel
Dat het niet (meer) kunnen zingen niet alleen maar algemeen-maatschappelijke, doch dikwijls (daarnevens) psychische, oorzaken heeft, en niet zelden zijn oorsprong vindt in simpelweg fysieke disfunctie(s), dan wel een samengaan van diverse aspecten van onwelzijn, die zich in het individu en zijn stofkleed hebben genesteld, waardoor de verschillende elementen elkaar dikwijls beïnvloeden (lees: zeer versterken) ten detrimente van het o zo noodzakelijke welbehagen, — daarover kan de uroloog en seksuoloog Mels van Driel van het Universitair Medisch Centrum Groningen u en ons gedetailleerde informatie verschaffen. En niet alleen theoretisch gesproken, maar ook heel praktisch: uiteraard tijdens een spreekuur, maar eveneens gedurende een als lezing aangekondigd optreden op 21 april aanstaande, des namiddags om 16:30 uur in het klassieke Academiegebouw van de Rijksuniversiteit, gevestigd Broerstraat 5, recht tegenover de met dat fraaie gebouw zo intens vloekende Universiteitsbibliotheek. Dan vindt u het wel.

Boekpublicatie
Over het wel en wee van al datgene waarmee deze geleerde in zijn beroepsleven zoal werd geconfronteerd, en niet te vergeten de associaties die hij in de dagelijkse praktijk in kunst en cultuur is tegengekomen, heeft Mels van Driel een boek geschreven dat begin dit jaar is uitgekomen, en waarover we toen op onze moedersite Cultuurtempel in drie afleveringen hebben bericht: op donderdag 17 januari, vervolgens op zaterdag 19 januari en tenslotte op zondag 10 februari.
Onmiddellijk na verschijnen ervan werd er zeer hijgerig en nerveus-lacherig gedaan over dit boek, dat zelfs bij menig scribent op onbegrip stiet, om maar te zwijgen van een al te volstrekt op het Lid gefixeerde interviewer, die daar flink aan te kauwen had daar dat geheel hem duidelijk in het verkeerde keelgat zat, die desondanks niet in staat bleek verder te kijken dan de zelf opgezette oogkleppen hem toestonden. Eventuele oplossingen daarvoor zijn te vinden in een andere discipline dan die der seksuoloog. Het toont echter overduidelijk dat het gegeven seksualiteit en de daarbij behorende lichaamsdelen nog steeds gaan gebukt onder een calvinistisch taboe dat zelfs menig niet calvinist in de greep houdt: verborgen fascinatie, doch openlijke angst. Dat laatste fenomeen speelt echter de hoofdrol bij kwaaltjes, die men liever niet op het klokkenspel of de vruchtbaarheidskelk betrokken wil zien.
Dat Mels van Driel het thema niet al te zwaarwichtig zal aanpakken, verwachten wij zeker, aangezien hij in een televisie-interview de humor hoog wist te houden en zijn boek eveneens een getuigenis aflegt van een positief mensbeeld en een constructieve benadering van al wat hij als specialist op zijn weg vindt.
__________

[1] De Fallos (fallus) is het symbool, alles wat daarop lijkt is de representatie van dat symbool: kerktoren, potlood, pen, penseel (de laatste woorden hebben zelfs etymolgische verwantschap met Penis) en zo voort. Maar het vaak gebruikte begrip fallus-symbool is een taalkundige onjuistheid: een pleonasme.
____________
Afbeeldingen
1. Afbeeldig op een Attische kelk-krater van ongeveer 475 vóór onze jaartelling. Hermes-zuil met kroon, staf beker en fallos. De figuur links (voor ons) van Hermes is een satyr, rechts zien we een bacchante. Deze afbeelding siert de acherzijde van het boek Phallus van de Noorse schrijver Thorkil Vanggaard. (Nederlandse editie in de Floret-reeks van de Arbeiderspers, verschenen in 1971.)
2. Uroloog, seksuoloog en auteur Mels van Driel.
3. Voorplat van het onlangs verschenen boek van deze auteur.

Geen opmerkingen: