Moordmachine MAO
Op donderdag 24 april zal in het kader van Studium Generale van de Rijksuniversiteit Groningen de schrijfster Jung Chang komen vertellen over haar biografie van MAO ZEDONG, die in juni 2005 in het Engelstalige origineel van de persen is gerold, en reeds vrij snel daarna in onder meer Duitsland en Nederland eveneens in vertaling is uitgekomen. De schrijfster is vooral bekend geworden door haar roman Wilde Zwanen (1991), welke een internationale bestseller is geworden.
Dat omvangrijke boek van Jung Chang over een uiterst belangrijk hoofdstuk uit de geschiedenis van China en zijn volk, verspreid over de twintigste eeuw, toegespitst op het leven van "drie dochters van China", heeft ook in ons land veel aandacht gekregen. Opvallend was dat bij verschijnen van het boek reeds bekend was dat er tien miloen exemplaren wereldwijd waren verkocht en dat dit document zo een grotere lezersschare had weten te interesseren dan elk ander, al dan niet op feiten gebaseerd, of anderszins wetenschappelijk gefundeerd, boek over China.
Unicum
Op 2 juni 2005 is bij de Londense uitgever Jonathan Cape het, reeds op dat moment zeer veel besproken, boek over het extremistische uitvaagsel Mao Zedong verschenen. In die biografie over een van de meest krankzinnige en even abjecte massamoordenaars uit de geschiedenis van de mensheid waaraan auteur Jung Chang — samen met haar man, de historicus Jon Halliday een decennium heeft gewerkt —, wordt aandacht besteed aan het verre werelddeel China, maar in tegenstelling tot het belletristische boek, is de focus nu gericht op één figuur, diens leven en de handelingen, maar vooral de uitzinnige massamoorden door een onmenselijk gedrocht, dat Hitler, Stalin [1], Idi Amin en consorten, plus andere massamoordenaars in wereldhoofdsteden — het Witte Kremlin nummer 10, zeg maar — anno nu tezamen verreweg in de schaduw stelt: Mao Zedong (1893-1976), voor wie een miljoen lijken meer of minder geen enkel beletsel vormden om zijn wil door te drijven. Evenals de boven genoemde afsplitsingen van het Beest uit de Afgrond in de eerste helft van de vorige eeuw in steden als Berlijn en Moskou dat deden: het monster Dol-Dwaze Dolfje en de geïncarneerde geestelijke defecttoestand die zichzelf met de naam Stalin had bedacht:, maar in ieder geval minimaal 39 pseudoniemen gebruikte.
Roerganger van Mythen
Met de zeventig miljoen Chinezen, die als gevolg van zijn onbedaarlijk medogenloze politiek het leven hebben glaten, is het Maximale Monster Mao niet alleen hèt schoolvoorbeeld van extreme, vleesgeworden vernietigingsdrang, maar steekt hij tevens in uitzinnig criminele, mensenverachtende energie die talrijke gevaarlijke gekken uit de geschiedenis van de mensheid gemakkelijk naar de kroon.
De Amerikaanse chroniqueur Edgar Snow (1905-1972), die onmiddellijk na de hoogtijdagen van de zogenaamde Culturele Revolutie in het verre China, in een journalistenforum van de Duitse televisie onthulde dat hij — ook in de periode dat de grenzen voor westerlingen hermetisch waren gesloten — altijd welkom was geweest bij Mao en dat er zich tussen hen een vriendschappelijke relatie had ontwikkeld. Ook bij objectief te berichten geachten kunnen de totale botervoorraden van een werelddeel aan de ondoordringbare schedel van een beneveld brein blijven steken.
Tevens voelde meneer Snow zich geroepen de geruchten te ontkrachten dat Mao zichzelf beschouwde als de Grote Leraar. Deze Chinese leider zou slechts een zeer bescheiden man zijn, die niet anders dan als leraar en voorganger voor zijn geliefde volk wilde worden herdacht. Dat reeds in die dagen daarover menigeen anders dacht, mag niemand verbazen.
Diepgaand onderzoek
Jung Chang en Jon Halliday laten thans van al die relativerende en/of ontkennende betogen van anno dazumal helemaal niets heel. Jarenlang hebben ze, verspreid over de hele wereld, gesprekken gevoerd en interviews afgenomen, met onder meer mensen uit Mao's directe omgeving, welke nooit eerder mededelingen hadden gedaan. Eveneens hebben ze documenten bestudeerd en dossiers verzameld in tal van archieven in Rusland, Albanië en de voormalige DDR, in de VS en in het Vaticaan, alsmede in Groot-Brittannië. De conclusies die uit al dat werk naar voren komen, tonen opnieuw waartoe de Bezetenheid van (in principe) één Krankzinnige kan leiden als hij eenmaal over de door hem zo fel begeerde Macht kan beschikken.
Perverse technocraat
Hoewel er steeds opnieuw mensen zijn — en op de eerste plaats mannen — die erin slagen zichzelf naar de top te manoeuvreren, om vervolgens hun ware gezicht te tonen, is het altijd opnieuw verbijsterend te moeten concluderen tot welke extreme perversiteit — in denken en handelen — dergelijke technocraten in staat zijn gebleken. Over de onderwijzer, dichter en denker Mao Zedong is, na acribisch onderzoek door het echtpaar Chang/Halliday, komen vast te staan dat de veelbesproken Lange Mars niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Tevens is gebleken dat Mao Zedong geen gelovige communst was, maar dat hij een door Stalin gefinancierde revolutie heeft gerealiseerd. Deze heeft er uiteindelijk toe geleid dat China één groot werk-en strafkamp werd, waar de cultuur van vele eeuwen is vernietigd. Mao liet grote hoeveelheden opium verbouwen om de positie van de schatkist te verbeteren. Enorme sommen heeft hij uitgegeven voor wapens en aan ontwikkelingshulp voor landen met een vee hogere levensstandaard, terwijl de Chinese boeren boombast moesten eten om te kunnen overleven.
Gedetailleerd beeld
Ook in de privésfeer was Mao niet beter, getuige de volstrekte onverschilligheid jegens zijn vier echtgenotes en ten aanzien van zijn kinderen. Al die feiten maken onderdeel uit van het anatomisch gedetailleerde beeld dat de twee auteurs schetsen van deze Incarnatie van het Kwaad, genaamd Mao, die slechts één streven kende: dat naar de absolute macht, zowel in de persoonlijke sfeer alsook op nationaal en internationaal niveau.
Mao was geenszins een der oprichters van de Communistische Partij van China, maar hij had het tij mee: hij was op het juiste moment op de juiste plaats, en werd daardoor in staat gesteld om een ongekende politieke carrière op te bouwen. En dat feit heeft, evenals bij de reeds genoemde Europese dictatoren, van lieverlee geleid tot tientallen miljoenen slachtoffers.
Jung Chang/Jon Halliday:
MAO — The Unknown Story
832 pag., gebonden. Jonathan Cape, London, juni 2005
ISBN 0-224-07126-2
Tevens verkrijgbaar als
Random House Audio Book
ISBN 1856868435.
____________
Afbeeldingen
1. Studium Generale-poster voor de lezing van Jung Chang.
2. Voorzijde van de pocketeditie uit 1992 van de Nederlandse vertaling van Wilde Zwanen.
3. Mao Zedong als 43-jarige in 1936.
4. Het echtpaar Jon Halliday en Jung Chang. (Foto van Lisa Weiss ©, op de achterflap van het stofomslag van de Engelse editie, verchenen bij Jonathan Cape.)
5. Josef Stalin in 1918.
6. Voorzijde van het stofomslag van de oorspronkelijke, Engelse editie van de MAO-biografie uit 2005.
__________
[1] Over de beestmens Josef Vissarionovitsj Dzoegasjvili zijn ook tal van biografische werken verschenen. Eén van de laatste en tegelijk opmerkelijkste is de biografie over Stalins jonge jaren, geschreven door Simon Sebag Montefiori. Meer daarover is te vinden in een artikel over deze dictator in een artikel dat we op zondag 20 januari 2008 op onze zustersite Tempel der Historie hebben opgenomen.
NB Naschrift van 29 april 2008: Zie de bijdrage op onze zustersite Tempel der Kritiek.
donderdag 17 april 2008
zaterdag 12 april 2008
Songs and Scenes — 20 foto's van Jeroen Boerema in Galerie Lichtzone in Stad — tot en met 26 april
Op zondag 6 april heeft de allerberoemdste aller Noorderlingen uit de wereld van kunst, cultuur, cabaret en aanverwants, Jacques d'Ancona, de nieuwste en huidige expositie in Galerie Lichtzone geopend. Deze tentoonstelling met 22 foto's van Jeroen Boerema, die alle behoren bij het project van zangeres Lea Schepel, waarin 20 vocalisten, van beiderlei kunnen wel te verstaan, een concert zullen realiseren dat hetzelfde motto heeft meegekregen. Die zangeressen en zangers zullen een grote verscheidenheid aan liedjes ten gehore brengen, uit tal van disciplines die het internationale muziekleven rijk is, zoals musical, jazz, blues, soul, pop en rock.
Data en openingstijden
De tentoonstelling is tot en met 26 april in Galerie Lichtzone te zien. Dit instituut is een geheel onafankelijke fotogalerie in het noordelijkste deel van ons land, en is sedert 1995 gevestigd in een voormalige kantoorboekhandel in de Oude Kijk in 't Jatstraat (nummer 36) met in de directe omgeving niet alleen het hoofdgebouw van de universiteit, maar tevens tal van faculteiten.
De galerie is vijf dagen per week geopend: 's woensdags, eveneens op donderdag en ook vrijdags van 12:00 uur tot 18:00 uur, gedurende de zaterdag en de zondag kan men er van 12:00 uur tot en met 17:00 uur terecht. (Telefonisch: 050 5890207)
Op het wereldwijde, via allerlei enge technologie overal even nabije, Web genaam Internet — de elektronische snelweg noemde een vorige premier, Wim Kok, dat toen hij aankondigde dat ons land daarin zou participeren — is Fotogalerie Lichtzone eveneens gemakkelijk te vinden; in dit geval zelfs zonder te zoeken, daar u slechts hier hoeft te klikken.
De drie afbeeldingen die u hier, boven, respectievelijk naast, de tekst ziet, zijn — u had dat vast zelf al wel geconcludeerd — alle onderdelen van de twintig foto's van Jeroen Boerema. Hij werd in 1980 geboren en studeerde aan de Foto-Academie te Amsterdam. Jeroen heeft zich gespecialiseerd in portretten alsook in reportage- en landschapsfotografie.
Meer over dit thema kunt u vanaf woensdag 16 april vinden op onze zustersite Tempel der Beeldende Kunsten.
donderdag 10 april 2008
Mels van Driel over de vele wegen en dwaalwegen van sommige menselijke organen
Inzinking
Zelfs het meest robuuste en standvastige lid van een vereniging overkomt het wel eens dat, net voor de gewenste samenkomst — nog buiten dan wel in de voorhof van het heiligdom —, zijn krachten het begeven en een andere dan de beoogde overgave een feit wordt. Aangezien zo menig lid de mening is toegedaan dat die adeldom, waartoe edele delen zich niet zelden verplicht voelen, op de tocht is komen te staan en een langere inzinking het gevolg zou kunnen zijn, bestaan er allerlei opbeurende woorden en wenken, al dan niet in de vorm van tot daden aansporende therapieën. Dat die ondersteunende sessies niet als uiteindelijk doel hoeven te hebben de primaire representatie van de klassieke Fallos heel direct in ere te herstellen, doch dat hiertoe eveneens mogelijkheden bestaan langs de talrijke compensatoire, doch zeker niet minder aantrekkelijke, omwegen welke uitingen van kunst en cultuur — zowel actief alsook passief — in petto kunnen hebben, leidt dikwijls tot herstel van de potentiële manco's, die aan een eventueel conglomeraat van onvermogens ten grondslag liggen, welke op hun beurt niet zelden de oorsprong vinden in een culminatie van ongenoegens op het maatschappelijke vlak in het algemeen of specifiek door disharmonie in de relationele sfeer.
Herstel
Boos worden wil nog wel eens helpen, aangezien er dan energieën (kunnen) vrijkomen welke in hoge mate waren geblokkeerd, maar tegelijkertijd juist zo dringend benodigd zijn in het proces van zulk functioneren ten faveure van het eigen wezen, van de directe omgeving en vervolgens in de vorm van het uitvloeisel dat zijn weg moet vinden in de stroom van het sociale geheel.
Een extra waarschuwing is op zijn plaats: immers, de fallos is niet alleen het symbool van vruchtbaarheid, en soms bescherming, doch tevens van agressie. [1] Kort en goed, dat boos worden mag slechts in de juiste context en via de daarvoor geschikte uitingen om zo ervoor te zorgen dat dit de gewenste, ja vereiste, constructieve gevolgen heeft, en niet verzandt in destructie.
Herstel van de persoonlijke potentie — en daarmee indirect die van de maatschappelijke uitwisseling met anderen — is derhalve van enorm belang, en al degenen, die lijden aan een vorm van in de eerste alinea omschreven falende fallos kunnen zich maar het beste wenden tot één dergenen die in overdrachtelijke zin beschikken over de juiste recepten voor het samenstellen van een werkzaam zangzaad voor diegenen die de lust tot zingen is vergaan. Dat men zulk een fenomeen niet mag onderschatten, wist reeds de Duitse dichter Heinrich Heine (1797-1856), die de nu nog altijd veel gebruikte regel aan het papier heeft toevertrouwd: Böse Menschen haben keine Lieder.
Mels van Driel
Dat het niet (meer) kunnen zingen niet alleen maar algemeen-maatschappelijke, doch dikwijls (daarnevens) psychische, oorzaken heeft, en niet zelden zijn oorsprong vindt in simpelweg fysieke disfunctie(s), dan wel een samengaan van diverse aspecten van onwelzijn, die zich in het individu en zijn stofkleed hebben genesteld, waardoor de verschillende elementen elkaar dikwijls beïnvloeden (lees: zeer versterken) ten detrimente van het o zo noodzakelijke welbehagen, — daarover kan de uroloog en seksuoloog Mels van Driel van het Universitair Medisch Centrum Groningen u en ons gedetailleerde informatie verschaffen. En niet alleen theoretisch gesproken, maar ook heel praktisch: uiteraard tijdens een spreekuur, maar eveneens gedurende een als lezing aangekondigd optreden op 21 april aanstaande, des namiddags om 16:30 uur in het klassieke Academiegebouw van de Rijksuniversiteit, gevestigd Broerstraat 5, recht tegenover de met dat fraaie gebouw zo intens vloekende Universiteitsbibliotheek. Dan vindt u het wel.
Boekpublicatie
Over het wel en wee van al datgene waarmee deze geleerde in zijn beroepsleven zoal werd geconfronteerd, en niet te vergeten de associaties die hij in de dagelijkse praktijk in kunst en cultuur is tegengekomen, heeft Mels van Driel een boek geschreven dat begin dit jaar is uitgekomen, en waarover we toen op onze moedersite Cultuurtempel in drie afleveringen hebben bericht: op donderdag 17 januari, vervolgens op zaterdag 19 januari en tenslotte op zondag 10 februari.
Onmiddellijk na verschijnen ervan werd er zeer hijgerig en nerveus-lacherig gedaan over dit boek, dat zelfs bij menig scribent op onbegrip stiet, om maar te zwijgen van een al te volstrekt op het Lid gefixeerde interviewer, die daar flink aan te kauwen had daar dat geheel hem duidelijk in het verkeerde keelgat zat, die desondanks niet in staat bleek verder te kijken dan de zelf opgezette oogkleppen hem toestonden. Eventuele oplossingen daarvoor zijn te vinden in een andere discipline dan die der seksuoloog. Het toont echter overduidelijk dat het gegeven seksualiteit en de daarbij behorende lichaamsdelen nog steeds gaan gebukt onder een calvinistisch taboe dat zelfs menig niet calvinist in de greep houdt: verborgen fascinatie, doch openlijke angst. Dat laatste fenomeen speelt echter de hoofdrol bij kwaaltjes, die men liever niet op het klokkenspel of de vruchtbaarheidskelk betrokken wil zien.
Dat Mels van Driel het thema niet al te zwaarwichtig zal aanpakken, verwachten wij zeker, aangezien hij in een televisie-interview de humor hoog wist te houden en zijn boek eveneens een getuigenis aflegt van een positief mensbeeld en een constructieve benadering van al wat hij als specialist op zijn weg vindt.
__________
[1] De Fallos (fallus) is het symbool, alles wat daarop lijkt is de representatie van dat symbool: kerktoren, potlood, pen, penseel (de laatste woorden hebben zelfs etymolgische verwantschap met Penis) en zo voort. Maar het vaak gebruikte begrip fallus-symbool is een taalkundige onjuistheid: een pleonasme.
____________
Afbeeldingen
1. Afbeeldig op een Attische kelk-krater van ongeveer 475 vóór onze jaartelling. Hermes-zuil met kroon, staf beker en fallos. De figuur links (voor ons) van Hermes is een satyr, rechts zien we een bacchante. Deze afbeelding siert de acherzijde van het boek Phallus van de Noorse schrijver Thorkil Vanggaard. (Nederlandse editie in de Floret-reeks van de Arbeiderspers, verschenen in 1971.)
2. Uroloog, seksuoloog en auteur Mels van Driel.
3. Voorplat van het onlangs verschenen boek van deze auteur.
Zelfs het meest robuuste en standvastige lid van een vereniging overkomt het wel eens dat, net voor de gewenste samenkomst — nog buiten dan wel in de voorhof van het heiligdom —, zijn krachten het begeven en een andere dan de beoogde overgave een feit wordt. Aangezien zo menig lid de mening is toegedaan dat die adeldom, waartoe edele delen zich niet zelden verplicht voelen, op de tocht is komen te staan en een langere inzinking het gevolg zou kunnen zijn, bestaan er allerlei opbeurende woorden en wenken, al dan niet in de vorm van tot daden aansporende therapieën. Dat die ondersteunende sessies niet als uiteindelijk doel hoeven te hebben de primaire representatie van de klassieke Fallos heel direct in ere te herstellen, doch dat hiertoe eveneens mogelijkheden bestaan langs de talrijke compensatoire, doch zeker niet minder aantrekkelijke, omwegen welke uitingen van kunst en cultuur — zowel actief alsook passief — in petto kunnen hebben, leidt dikwijls tot herstel van de potentiële manco's, die aan een eventueel conglomeraat van onvermogens ten grondslag liggen, welke op hun beurt niet zelden de oorsprong vinden in een culminatie van ongenoegens op het maatschappelijke vlak in het algemeen of specifiek door disharmonie in de relationele sfeer.
Herstel
Boos worden wil nog wel eens helpen, aangezien er dan energieën (kunnen) vrijkomen welke in hoge mate waren geblokkeerd, maar tegelijkertijd juist zo dringend benodigd zijn in het proces van zulk functioneren ten faveure van het eigen wezen, van de directe omgeving en vervolgens in de vorm van het uitvloeisel dat zijn weg moet vinden in de stroom van het sociale geheel.
Een extra waarschuwing is op zijn plaats: immers, de fallos is niet alleen het symbool van vruchtbaarheid, en soms bescherming, doch tevens van agressie. [1] Kort en goed, dat boos worden mag slechts in de juiste context en via de daarvoor geschikte uitingen om zo ervoor te zorgen dat dit de gewenste, ja vereiste, constructieve gevolgen heeft, en niet verzandt in destructie.
Herstel van de persoonlijke potentie — en daarmee indirect die van de maatschappelijke uitwisseling met anderen — is derhalve van enorm belang, en al degenen, die lijden aan een vorm van in de eerste alinea omschreven falende fallos kunnen zich maar het beste wenden tot één dergenen die in overdrachtelijke zin beschikken over de juiste recepten voor het samenstellen van een werkzaam zangzaad voor diegenen die de lust tot zingen is vergaan. Dat men zulk een fenomeen niet mag onderschatten, wist reeds de Duitse dichter Heinrich Heine (1797-1856), die de nu nog altijd veel gebruikte regel aan het papier heeft toevertrouwd: Böse Menschen haben keine Lieder.
Mels van Driel
Dat het niet (meer) kunnen zingen niet alleen maar algemeen-maatschappelijke, doch dikwijls (daarnevens) psychische, oorzaken heeft, en niet zelden zijn oorsprong vindt in simpelweg fysieke disfunctie(s), dan wel een samengaan van diverse aspecten van onwelzijn, die zich in het individu en zijn stofkleed hebben genesteld, waardoor de verschillende elementen elkaar dikwijls beïnvloeden (lees: zeer versterken) ten detrimente van het o zo noodzakelijke welbehagen, — daarover kan de uroloog en seksuoloog Mels van Driel van het Universitair Medisch Centrum Groningen u en ons gedetailleerde informatie verschaffen. En niet alleen theoretisch gesproken, maar ook heel praktisch: uiteraard tijdens een spreekuur, maar eveneens gedurende een als lezing aangekondigd optreden op 21 april aanstaande, des namiddags om 16:30 uur in het klassieke Academiegebouw van de Rijksuniversiteit, gevestigd Broerstraat 5, recht tegenover de met dat fraaie gebouw zo intens vloekende Universiteitsbibliotheek. Dan vindt u het wel.
Boekpublicatie
Over het wel en wee van al datgene waarmee deze geleerde in zijn beroepsleven zoal werd geconfronteerd, en niet te vergeten de associaties die hij in de dagelijkse praktijk in kunst en cultuur is tegengekomen, heeft Mels van Driel een boek geschreven dat begin dit jaar is uitgekomen, en waarover we toen op onze moedersite Cultuurtempel in drie afleveringen hebben bericht: op donderdag 17 januari, vervolgens op zaterdag 19 januari en tenslotte op zondag 10 februari.
Onmiddellijk na verschijnen ervan werd er zeer hijgerig en nerveus-lacherig gedaan over dit boek, dat zelfs bij menig scribent op onbegrip stiet, om maar te zwijgen van een al te volstrekt op het Lid gefixeerde interviewer, die daar flink aan te kauwen had daar dat geheel hem duidelijk in het verkeerde keelgat zat, die desondanks niet in staat bleek verder te kijken dan de zelf opgezette oogkleppen hem toestonden. Eventuele oplossingen daarvoor zijn te vinden in een andere discipline dan die der seksuoloog. Het toont echter overduidelijk dat het gegeven seksualiteit en de daarbij behorende lichaamsdelen nog steeds gaan gebukt onder een calvinistisch taboe dat zelfs menig niet calvinist in de greep houdt: verborgen fascinatie, doch openlijke angst. Dat laatste fenomeen speelt echter de hoofdrol bij kwaaltjes, die men liever niet op het klokkenspel of de vruchtbaarheidskelk betrokken wil zien.
Dat Mels van Driel het thema niet al te zwaarwichtig zal aanpakken, verwachten wij zeker, aangezien hij in een televisie-interview de humor hoog wist te houden en zijn boek eveneens een getuigenis aflegt van een positief mensbeeld en een constructieve benadering van al wat hij als specialist op zijn weg vindt.
__________
[1] De Fallos (fallus) is het symbool, alles wat daarop lijkt is de representatie van dat symbool: kerktoren, potlood, pen, penseel (de laatste woorden hebben zelfs etymolgische verwantschap met Penis) en zo voort. Maar het vaak gebruikte begrip fallus-symbool is een taalkundige onjuistheid: een pleonasme.
____________
Afbeeldingen
1. Afbeeldig op een Attische kelk-krater van ongeveer 475 vóór onze jaartelling. Hermes-zuil met kroon, staf beker en fallos. De figuur links (voor ons) van Hermes is een satyr, rechts zien we een bacchante. Deze afbeelding siert de acherzijde van het boek Phallus van de Noorse schrijver Thorkil Vanggaard. (Nederlandse editie in de Floret-reeks van de Arbeiderspers, verschenen in 1971.)
2. Uroloog, seksuoloog en auteur Mels van Driel.
3. Voorplat van het onlangs verschenen boek van deze auteur.
La Traviata door de Nationale Reisopera doet op zaterdag 12 april Martiniplaza in Groningen aan
Achtste voorstelling
Zaterdagavond om 20:15 uur begint in Martiniplaza te Groningen de voorstelling van de opera La Traviata van Giuseppe Verdi. Het is de achtste van dertien uitvoeringen die door de Nationale Reisopera tussen 22 maart en 26 april in twaalf theaters van ons land waren gepland. Het betreft hier de opnieuw in het repertoire opgenomen enscenering, die enkele jaren geleden met succes door hetzelfde voortreffelijke muziektheatergezelschap, verspreid over een aantal geschikte theaters van ons land, werd gegeven.
Een uitgebreid artikel over deze opera en de daarbij behorende gegevens met betrekking tot het gezelschap is onder meer te vinden op onze zustersite Tempel van het Muziektheater op zondag 16 maart.
___________
Foto: Scène uit La Traviata, zoals uitgevoerd door de Nationale Reisopera. (Foto: Hermann en Clärchen Baus.)
zaterdag 5 april 2008
Symfonieorkest De Harmonie presenteert drie Nederlandse composities tijdens drie concerten
Symfonieorkest De Harmonie
In het kader van het jaarlijkse voorjaarsoptreden van het Symfonieorkest De Harmonie te Groningen worden ook in 2008 weer drie lenteconcerten gegeven op verschillende locaties. Het eerste concert heeft plaats op zaterdag 5 april 's avonds op het Waddeneiland Schiermonnikoog in God Tjark, en begint om 20:0 uur. Er staan drie Nederlandse werken uit de twintigste eeuw op het programma, het ouste stamt uit 1900, en daarmee word het symfonische gebeuren geopend. Solist in het eerste Fluitconcert van Theodoor Verhey is de artistiek veelzijdige fluitist Pepijn van Doesburg, die ook als schrijver van programmatoelichtingen en als vertaler werkzaam is. In de laatste functie realiseerde hij een omvangrijk werk van Hector Berlioz [1], en voorzag hij dat tevens van een inleiding. Pepijn van Doesburg is sedert 1997 als fluitist verbonden aan het Noord-Nederlands Orkest te Groningen.
Het concert zal worden herhaald op woensdag 9 april 's avonds om 20:15 uur in de kerk van Slochteren, en dan nogmaals op zaterdag 12 april, eveneens beginnend om 20:15 uur, dan in de Nieuwe Kerk te Groningen.
Peter van Anrooy — Piet Hein Rapsodie (1900)
De uitzonderlijke musicus Peter van Anrooy (1879-1954), die aan het begin van de twintigste eeuw enige jaren (1905-1910) vaste dirigent is geweest van het symfonieorkest in Groningen, en in die hoedanigheid zeker heeft gezorgd voor verhoging van het niveau binnen het orkest en zich ook met de voorzieningen in de zaal zodanig heeft bemoeid dat de ingrepen het werken voor de musici prettiger, en dus minder deprimerend hebben gemaakt. Na relatief korte tijd vertrok deze musicus uit Groningen om daarna in Arnhem en Den Haag verder carrière te maken. Hij was één der vertegenwoordigers van die dirigenten welke als componist werkzaam waren, maar die — in tegenstelling tot wat beroepscomponisten zo dikwijls smalend beweren — niet typische dirigentenmuziek heeft geschreven.
De Piet Hein Rapsodie is min of meer door toeval ontstaan. Johan Wagenaar, die omstreeks de vorige eeuwwisseling Van Anrooy's mentor was, zou in Utrecht zijn eigen Doge van Venetië uitvoeren, maar wilde als opmaat nog graag een prettig stuk gelegenheidsmuziek presenteren. Hoewel hij de nodige aarzelingen koesterde, schreef Peter van Anrooy toen zijn fantasie over het — in ieder geval toen en tevens in de loop van de twintigste eeuw nog lang — voor iedere Nederlander bekende volkslied.
Op het hiernaast afgebeelde affiche voor het concert in De Harmonie te Groningen is te zien dat het Concert van 31 augustus 1906, onder het motto Oud-Groningen uit zes programma-onderdelen bestond en dat tot besluit de componist zijn eigen Hollandsche Rapsodie Piet Hein zou dirigeren. Ook toen stond er, als vierde nummer van het concert, een werk van Julius Röntgen — de Oud Nederlandse Dansen Voor Orkest — op het programma.
Theodoor Verhey — Concert voor fluit en orkest in d, opus 43
Erg scheutig zijn de diverse lexica en vakboeken over de Nederlandse muziek niet, tenminste als het gaat om informatie over de componist Theodoor Verhey (1848-1929). In veel vakliteratuur komt zijn naam niet eens voor — zoals bij Averkamp, Monnikendam, Höweler, Thijsse en Slagmolen; de meesten van hen hebben per definitie in algemene zin al enige steken laten vallen — en daar waar dat wel het geval is, zoals bij Reeser, Samama, Bottenheim en Backers blijft de informatie zeer summier.
Verhey studeerde eerst aan de Koninklijke Muziekschool te Den Haag en vervolgens in Berlijn. Hij geldt als in sterke mate beïnvloed door de Duitse muziekcultuur. Hij kan met recht een vruchtbaar componist worden genoemd, al heeft hij zijn levensonderheid verdiend met het geven van piano- en theorielessen aan het Conservatorium te Rotterdam. Hij componeerde opera's, solconcerten, kamermuziek, waaronder een pianokwartet en solowerken voor dat instrument en voor viool, en voor cello. Ook in de discipline liederen en koorwerken heeft de man zich bekwaamd, getuige zijn Missa somenis en een Te Deum.
Het eerste Fluitconcert van twee door Theo Verhey is een dankbaar stuk voor de solist, die technisch flink wat in zijn mars moet hebben qua stilistisch inzicht en ook qua vingervlugheid, hetgeen in het afsluitende, zigeneunerachtige onderdeel — de drie delen worden niet onderbroken —, met de aanduiding alla zingarese, indrukwekkend kan worden voorgedragen.
Julius Röntgen: Symfonie nr. 3 in c (1910)
Voor zover het lexicografische aandacht betreft, heeft Julius Röntgen (1855-1932) het heel wat beter getroffen. Hij wordt in nauwelijks enig zichzelf respecterend lexicon overgeslagen. Dat hij ook in vooraanstaande Duitse vakliteratuur voorkomt, dankt hij in eerste instantie aan het feit dat hij in Leipzig werd geboren, en zelfs nu wordt hij nog veelal als Duits-Nederlands componist vermeld. Hij was in eerste instantie pianist en in die hoedanigheid was hem reeds jong het geluk beschoren dat hij kon optreden met grootheden als de bariton Julius Stockhausen (1826-1906) en later ook nog met de violist Carl Flesch (1873-1944) en de eveneens wereldvermaarde cellist Pablo Casals (1876-1973).
Als componist mocht Röntgen evenmin klagen, aangezien reeds in zijn zestiende levensjaar een werk van hem in druk was verschenen. In de loop van zijn ruim zes decennia werkzame leven schreef hij zo'n 600 composities, waarvan begin deze eeuw door de Nederlandse stichting Donemus alsnog zo'n honderd zijn gepubliceerd die niet eerder waren uitgegeven.
Hij schreef meer dan dertig symfonieën, waarvan De Harmonie de Derde, in c klei,n, gecomponeerd in1910 op het programma van het voorjaarsconcert 2008 heeft gezet. Geheel in de lijn van de reeds geruime tijd gevolgde programmapolitiek van dit ensemble dat daarin nimmer de weg van de minste weerstand heeft gekozen, maar altijd opnieuw het oog heeft laten vallen op de minder gangbare werken van het orkestrepertoire. Dat alleen al vergt het nodige onderzoek en studie en zorgt voor een toegevoegde waarde, die op geen enkele wijze een extra belasting voor uitvoerenden en toehoorders al vormen; ten hoogste voor de puntjes van de stoelen of kerkbanken.
___________
[1] In 2006 is de Nederlandse vertaling verschenen van Berlioz' Les soirées de l'orchestre, vertaald en ingeleid door Pepijn van Doesburg, als Avonden met het orkest. 512 pag., paperback; ISBN 90-450-13711, uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, waarover we dezer dagen separaat op onze zustersite Tempel der Toonkunst nader zullen berichten.
____________
Afbeeldingen
1. Fluitist Pepijn van Doesburg.
2. Componist en dirigent Peter van Anrooy in zijn Groningse tijd.
3. Affiche voor een Oud-Groningen concert van 31 augustus 1906 in de Harmonie te Groningen door het gelijknamige symfonieorkest.
4. Nederlands Hervormde Kerk van Slochteren.
5. Componist Julius Röntgen.
6. Voorzijde van de Nederlandse editie van Berlioz' Avonden met het orkest. De afbeelding voorop is het portret uit 1832 dat de schilder Emile Signol (1804-1892) van de componist heeft vervaardigd.
In het kader van het jaarlijkse voorjaarsoptreden van het Symfonieorkest De Harmonie te Groningen worden ook in 2008 weer drie lenteconcerten gegeven op verschillende locaties. Het eerste concert heeft plaats op zaterdag 5 april 's avonds op het Waddeneiland Schiermonnikoog in God Tjark, en begint om 20:0 uur. Er staan drie Nederlandse werken uit de twintigste eeuw op het programma, het ouste stamt uit 1900, en daarmee word het symfonische gebeuren geopend. Solist in het eerste Fluitconcert van Theodoor Verhey is de artistiek veelzijdige fluitist Pepijn van Doesburg, die ook als schrijver van programmatoelichtingen en als vertaler werkzaam is. In de laatste functie realiseerde hij een omvangrijk werk van Hector Berlioz [1], en voorzag hij dat tevens van een inleiding. Pepijn van Doesburg is sedert 1997 als fluitist verbonden aan het Noord-Nederlands Orkest te Groningen.
Het concert zal worden herhaald op woensdag 9 april 's avonds om 20:15 uur in de kerk van Slochteren, en dan nogmaals op zaterdag 12 april, eveneens beginnend om 20:15 uur, dan in de Nieuwe Kerk te Groningen.
Peter van Anrooy — Piet Hein Rapsodie (1900)
De uitzonderlijke musicus Peter van Anrooy (1879-1954), die aan het begin van de twintigste eeuw enige jaren (1905-1910) vaste dirigent is geweest van het symfonieorkest in Groningen, en in die hoedanigheid zeker heeft gezorgd voor verhoging van het niveau binnen het orkest en zich ook met de voorzieningen in de zaal zodanig heeft bemoeid dat de ingrepen het werken voor de musici prettiger, en dus minder deprimerend hebben gemaakt. Na relatief korte tijd vertrok deze musicus uit Groningen om daarna in Arnhem en Den Haag verder carrière te maken. Hij was één der vertegenwoordigers van die dirigenten welke als componist werkzaam waren, maar die — in tegenstelling tot wat beroepscomponisten zo dikwijls smalend beweren — niet typische dirigentenmuziek heeft geschreven.
De Piet Hein Rapsodie is min of meer door toeval ontstaan. Johan Wagenaar, die omstreeks de vorige eeuwwisseling Van Anrooy's mentor was, zou in Utrecht zijn eigen Doge van Venetië uitvoeren, maar wilde als opmaat nog graag een prettig stuk gelegenheidsmuziek presenteren. Hoewel hij de nodige aarzelingen koesterde, schreef Peter van Anrooy toen zijn fantasie over het — in ieder geval toen en tevens in de loop van de twintigste eeuw nog lang — voor iedere Nederlander bekende volkslied.
Op het hiernaast afgebeelde affiche voor het concert in De Harmonie te Groningen is te zien dat het Concert van 31 augustus 1906, onder het motto Oud-Groningen uit zes programma-onderdelen bestond en dat tot besluit de componist zijn eigen Hollandsche Rapsodie Piet Hein zou dirigeren. Ook toen stond er, als vierde nummer van het concert, een werk van Julius Röntgen — de Oud Nederlandse Dansen Voor Orkest — op het programma.
Theodoor Verhey — Concert voor fluit en orkest in d, opus 43
Erg scheutig zijn de diverse lexica en vakboeken over de Nederlandse muziek niet, tenminste als het gaat om informatie over de componist Theodoor Verhey (1848-1929). In veel vakliteratuur komt zijn naam niet eens voor — zoals bij Averkamp, Monnikendam, Höweler, Thijsse en Slagmolen; de meesten van hen hebben per definitie in algemene zin al enige steken laten vallen — en daar waar dat wel het geval is, zoals bij Reeser, Samama, Bottenheim en Backers blijft de informatie zeer summier.
Verhey studeerde eerst aan de Koninklijke Muziekschool te Den Haag en vervolgens in Berlijn. Hij geldt als in sterke mate beïnvloed door de Duitse muziekcultuur. Hij kan met recht een vruchtbaar componist worden genoemd, al heeft hij zijn levensonderheid verdiend met het geven van piano- en theorielessen aan het Conservatorium te Rotterdam. Hij componeerde opera's, solconcerten, kamermuziek, waaronder een pianokwartet en solowerken voor dat instrument en voor viool, en voor cello. Ook in de discipline liederen en koorwerken heeft de man zich bekwaamd, getuige zijn Missa somenis en een Te Deum.
Het eerste Fluitconcert van twee door Theo Verhey is een dankbaar stuk voor de solist, die technisch flink wat in zijn mars moet hebben qua stilistisch inzicht en ook qua vingervlugheid, hetgeen in het afsluitende, zigeneunerachtige onderdeel — de drie delen worden niet onderbroken —, met de aanduiding alla zingarese, indrukwekkend kan worden voorgedragen.
Julius Röntgen: Symfonie nr. 3 in c (1910)
Voor zover het lexicografische aandacht betreft, heeft Julius Röntgen (1855-1932) het heel wat beter getroffen. Hij wordt in nauwelijks enig zichzelf respecterend lexicon overgeslagen. Dat hij ook in vooraanstaande Duitse vakliteratuur voorkomt, dankt hij in eerste instantie aan het feit dat hij in Leipzig werd geboren, en zelfs nu wordt hij nog veelal als Duits-Nederlands componist vermeld. Hij was in eerste instantie pianist en in die hoedanigheid was hem reeds jong het geluk beschoren dat hij kon optreden met grootheden als de bariton Julius Stockhausen (1826-1906) en later ook nog met de violist Carl Flesch (1873-1944) en de eveneens wereldvermaarde cellist Pablo Casals (1876-1973).
Als componist mocht Röntgen evenmin klagen, aangezien reeds in zijn zestiende levensjaar een werk van hem in druk was verschenen. In de loop van zijn ruim zes decennia werkzame leven schreef hij zo'n 600 composities, waarvan begin deze eeuw door de Nederlandse stichting Donemus alsnog zo'n honderd zijn gepubliceerd die niet eerder waren uitgegeven.
Hij schreef meer dan dertig symfonieën, waarvan De Harmonie de Derde, in c klei,n, gecomponeerd in1910 op het programma van het voorjaarsconcert 2008 heeft gezet. Geheel in de lijn van de reeds geruime tijd gevolgde programmapolitiek van dit ensemble dat daarin nimmer de weg van de minste weerstand heeft gekozen, maar altijd opnieuw het oog heeft laten vallen op de minder gangbare werken van het orkestrepertoire. Dat alleen al vergt het nodige onderzoek en studie en zorgt voor een toegevoegde waarde, die op geen enkele wijze een extra belasting voor uitvoerenden en toehoorders al vormen; ten hoogste voor de puntjes van de stoelen of kerkbanken.
___________
[1] In 2006 is de Nederlandse vertaling verschenen van Berlioz' Les soirées de l'orchestre, vertaald en ingeleid door Pepijn van Doesburg, als Avonden met het orkest. 512 pag., paperback; ISBN 90-450-13711, uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, waarover we dezer dagen separaat op onze zustersite Tempel der Toonkunst nader zullen berichten.
____________
Afbeeldingen
1. Fluitist Pepijn van Doesburg.
2. Componist en dirigent Peter van Anrooy in zijn Groningse tijd.
3. Affiche voor een Oud-Groningen concert van 31 augustus 1906 in de Harmonie te Groningen door het gelijknamige symfonieorkest.
4. Nederlands Hervormde Kerk van Slochteren.
5. Componist Julius Röntgen.
6. Voorzijde van de Nederlandse editie van Berlioz' Avonden met het orkest. De afbeelding voorop is het portret uit 1832 dat de schilder Emile Signol (1804-1892) van de componist heeft vervaardigd.
vrijdag 4 april 2008
Liederen van Kurt Weill, zondag 6 april 's middags in intieme entourage van Huize Eem te Groningen
In de intieme entourage van Huize Eem aan het Hoge der Aa 6 te Groningen zullen de zangeres Gea Passies en de pianist Johanan Havinga zondag 6 april, 's middags vanaf 15:00 uur in totaal 19 liederen van Kurt Weill (1900-1950) ten gehore brengen, negen daarvan voor de pauze, de rest tot besluit.
Kurt Weill
De naam Kurt Weill mag dan niet geheel onbekend zijn in de wereld van de in klassieke muziek geïnteresseerden, het feit dat hij in het jaar 1900 is geboren — en dus nog net in de negentiende eeuw — zorgde er in de loop van zijn leven en ook nog daarna dat vele eventuele belangstellenden al afhaakten voordat ze de moeite hebben genomen kennis te nemen van zijn oeuvre. Dat Weill een aandeel heeft in de Dreigroschenoper weten die zich (al te) afstandelijk opstellende muziekliefhebbers nog wel, maar wat hij daarnaast zoal heeft gepresteerd, is meestal slechts onbekend gebied.
Kurt Weill werd in Dessau geboren en heeft zijn muzikale opleiding aldaar in de jaren 1915-18 gevolgd bij Albert Bing, en daarna in het seizoen 1918/19 aan de Berliner Musikhochschule bij Engelbert Humperdinck (1854-1921) weer zo'n componist wiens naam aan slechts één werk is verbonden: de opera Hänsel und Gretel. Enige tijd werkte Weill als kapelmeester, waarna hij in de compositieklas van Ferruccio Busoni (1866-1924) werd opgenomen; dat was in de periode 1920-23. Weill ontwikkelde een sterke belangstelling voor het muziektheater, en in dat kaer heeft hij een tijd samengewerkt met Ivan Goll (1891-1950) en de dramaticus Georg Kaiser (1878-1945) [*], maar bovenal met Bertolt Brecht (1898-1956) [*].
In 1926 is Kurt Weill getrouwd met de actrice/zangeres Lotte Lenya (1898-1981), die de grootste internationale bekendheid zou verwerven met de rol van Jenny in de Dreigroschenoper. [*] Zij heeft ook na het overlijden van Kurt Weill in 1950 nog enkele decennia gezongen en geacteerd in vooral zijn werken.
Door de al te sterke opkomst van het Mofrikaanse nazisme is het echtpaar in 1933 uit Duitsland gevlucht, en hebben de beide kunstenaars enige tijd in Parijs en Londen doorgebracht, waarna ze op uitnodiging van de inmiddels befaamde theatermaker Max Reinhardt (1873-1943) zich definitief in de VS hebben gevestigd: eerst in New City bij New York en vervolgens in Hollywood.
Werken
Naast de bekende theaterwerken en, later in Amerika, de songs [*], die Weill heeft geschreven op teksten van bekendheden aldaar — zoals de broer van George Gershwin, Ira (1896-1983) [*], Maxwell Anderson (1888-1959) [*] en Alan Jay Lerner (1918-1986) [*] — is er ook het nodige aan klassieke muziek in de overgeleverde betekenis van zijn hand verschenen: twee symfonieën (1921; 1933), een sinfonia sacra (1922), een vioolconcert (1925), cantates, werken voor koor met begeleiding, zoals Der Lindberghflug naar Brecht — twee versies, beide in 1929: de eerste samen met Paul Hindemith (1895-1963), de tweede daarentegen als éénmanscompositie. Voorts schreef Kurt Weill nog tal van andere werken, waarvan we hier nog refereren aan de Begeleidingsmuziek voor de Wereldtentoonstelling van 1939 in New York.
Overige informatie
Op de website van de beide uitvoerende kunstenaars staat een eigen bijdrage over leven, werk en belang van Kurt Weill. Over de zangeres Gea Passies vindt u hier meer informatie, over de pianist Johanan Havinga staan eveneens gegevens op diezelfde site. Dat geldt ook voor hun agenda, waarin de optredens met plaats, datum en tijd zijn vermeld.
__________
[*] De met gemerkte namen komen als 'leveranciers' van de teksten voor Weill-songs voor op het programma van Gea Passies en Johanan Havinga, zondag 6 april te Groningen.
____________
Afbeeldingen
1. Gea Passies en Johanan Havinga.
2. Kurt Weill.
3. Lotte Lenya, in 1962 gefotografeerd door Carl Van Vechten.
4. Ira Gershwin aan de piano in 1950, met links Ed Sullivan.
Kurt Weill
De naam Kurt Weill mag dan niet geheel onbekend zijn in de wereld van de in klassieke muziek geïnteresseerden, het feit dat hij in het jaar 1900 is geboren — en dus nog net in de negentiende eeuw — zorgde er in de loop van zijn leven en ook nog daarna dat vele eventuele belangstellenden al afhaakten voordat ze de moeite hebben genomen kennis te nemen van zijn oeuvre. Dat Weill een aandeel heeft in de Dreigroschenoper weten die zich (al te) afstandelijk opstellende muziekliefhebbers nog wel, maar wat hij daarnaast zoal heeft gepresteerd, is meestal slechts onbekend gebied.
Kurt Weill werd in Dessau geboren en heeft zijn muzikale opleiding aldaar in de jaren 1915-18 gevolgd bij Albert Bing, en daarna in het seizoen 1918/19 aan de Berliner Musikhochschule bij Engelbert Humperdinck (1854-1921) weer zo'n componist wiens naam aan slechts één werk is verbonden: de opera Hänsel und Gretel. Enige tijd werkte Weill als kapelmeester, waarna hij in de compositieklas van Ferruccio Busoni (1866-1924) werd opgenomen; dat was in de periode 1920-23. Weill ontwikkelde een sterke belangstelling voor het muziektheater, en in dat kaer heeft hij een tijd samengewerkt met Ivan Goll (1891-1950) en de dramaticus Georg Kaiser (1878-1945) [*], maar bovenal met Bertolt Brecht (1898-1956) [*].
In 1926 is Kurt Weill getrouwd met de actrice/zangeres Lotte Lenya (1898-1981), die de grootste internationale bekendheid zou verwerven met de rol van Jenny in de Dreigroschenoper. [*] Zij heeft ook na het overlijden van Kurt Weill in 1950 nog enkele decennia gezongen en geacteerd in vooral zijn werken.
Door de al te sterke opkomst van het Mofrikaanse nazisme is het echtpaar in 1933 uit Duitsland gevlucht, en hebben de beide kunstenaars enige tijd in Parijs en Londen doorgebracht, waarna ze op uitnodiging van de inmiddels befaamde theatermaker Max Reinhardt (1873-1943) zich definitief in de VS hebben gevestigd: eerst in New City bij New York en vervolgens in Hollywood.
Werken
Naast de bekende theaterwerken en, later in Amerika, de songs [*], die Weill heeft geschreven op teksten van bekendheden aldaar — zoals de broer van George Gershwin, Ira (1896-1983) [*], Maxwell Anderson (1888-1959) [*] en Alan Jay Lerner (1918-1986) [*] — is er ook het nodige aan klassieke muziek in de overgeleverde betekenis van zijn hand verschenen: twee symfonieën (1921; 1933), een sinfonia sacra (1922), een vioolconcert (1925), cantates, werken voor koor met begeleiding, zoals Der Lindberghflug naar Brecht — twee versies, beide in 1929: de eerste samen met Paul Hindemith (1895-1963), de tweede daarentegen als éénmanscompositie. Voorts schreef Kurt Weill nog tal van andere werken, waarvan we hier nog refereren aan de Begeleidingsmuziek voor de Wereldtentoonstelling van 1939 in New York.
Overige informatie
Op de website van de beide uitvoerende kunstenaars staat een eigen bijdrage over leven, werk en belang van Kurt Weill. Over de zangeres Gea Passies vindt u hier meer informatie, over de pianist Johanan Havinga staan eveneens gegevens op diezelfde site. Dat geldt ook voor hun agenda, waarin de optredens met plaats, datum en tijd zijn vermeld.
__________
[*] De met gemerkte namen komen als 'leveranciers' van de teksten voor Weill-songs voor op het programma van Gea Passies en Johanan Havinga, zondag 6 april te Groningen.
____________
Afbeeldingen
1. Gea Passies en Johanan Havinga.
2. Kurt Weill.
3. Lotte Lenya, in 1962 gefotografeerd door Carl Van Vechten.
4. Ira Gershwin aan de piano in 1950, met links Ed Sullivan.
Abonneren op:
Posts (Atom)