maandag 16 mei 2011

NNO thans over naar post-Tabachnik periode

Spectaculair afscheid
Op zaterdag 14 mei heeft Michel Tabachnik afscheid genomen van zijn functie als chef-dirigent van het Noord Nederlands Orkest, in een vrijwel uitverkochte grote zaal van het cultuurcentrum De Oosterpoort.
Hij deed dat met twee grote stukken; het eerste was nog nieuw op het concertpodium: de Adam-Interludes uit een opera met een Vondel-achtige titel Adam in ballingschap, van de Nederlander Robert Zuidam (geb. 1964), gecomponeerd in de jaren 2007-2008, en een jaar later in première gegaan; het tweede een repertoirestuk sedert meer dan een eeuw: het Requiem van Giuseppe Verdi (1813-1901). De grootmeester componeerde dat stuk in 1873 ter nagedachtenis aan de schrijver Alessandro Manzoni (1785-1873), die internationale vermaardheid heeft verworven met zijn roman I promessi sposi (De Verloofden) uit 1842.
Tabachnik dirigeerde dit Verdi-Requiem, waarmee hij ook zijn officiële intrede als chef-dirigent heeft gerealiseerd, zonder partituur. Samen met de vier hoog aangeschreven solisten werd het een spetterend en kwalitatief hoogwaardig afscheid.


Veel, vooral lovende, woorden

Het was te voorzien dat meerdere sprekers Michel Tabachnik de nodige ─ en hier en daar volstrekt onnodige, want door de veelheid ervan niet meer zo geloofwaardige ─ lof zouden toezwaaien. Dat daarbij onder meer werd gezegd dat het tussen orkest en dirigent "liefde op het eerste gezicht" zou zijn geweest, is volstrekte onzin. Tijdens gastdirecties in 2004 mag dat zo geweest zijn, tijdens de concerten twee decennia tevoren, in 1984, zal dat minder aan de orde zijn geweest: de afspraken tussen orkest en dirigent, voor zes weken in het seizoen 1985/86, werden niet gerealiseerd. Zulke uitglijders kan men vermijden als men zich op de materie, bij de juiste mensen, vooraf oriënteert met betrekking tot de feiten.
Geheel aan het begin hield de interim-directeur van het NNO, alweer, een pleidooi voor het lidmaatschap van de Vereniging van Vrienden. Alsof dat bij al die culturele necrofielen in Den Haag, respectievelijk in de eigen regio, ook maar de geringste indruk zou maken. Waarmee, vanzelfsprekend, niet gesuggereerd wil zijn dat men geen lid zou moeten worden indien men het niet reeds is.

Erepenning Stad Groningen

Na het concert kwamen er nog twee sprekers aan het woord: Groningens burgemeester Peter Rehwinkel, die niet alleen Michel Tabachnik de hemel in prees, maar hem tevens de Erepenning van de Stad Groningen uitreikte. Beleefdheid van de zijde van de burgemeester leidde ertoe dat hij zich veelvuldig direct richtte tot de dirigent rechts van hem, waardoor zijn stemvolume regelmatig afnam aangezien de microfoon zich recht voor deze magistraat bevond.
Diens krokodillentranen jegens dreigende verpaupering van het culturele leven in Stad en Lande en in het gehele Koninkrijk der Nederlanden ─ met uitzondering, uiteraard, van de Randstad Holland: een staat in de staat ─ waren geheel terecht voorzover hij daarmede wees in de richting van de cultuurbarbaren in de regering, maar volkomen ongeloofwaardig als men bedenkt dat er in Stad en Ommeland(en) wel geld is voor dwaze, megalomane projecten als volstrekt onnodige tramlijnen (een flink wat goedkoper alternatief is vele malen beter) en het gruwelijke project aan de Grote Markt: het Forum. Laat in ieder geval het laatste niet doorgaan en moge het geld daarvan voor waarachtige cultuur worden gebruikt: het NNO en tal van andere noordelijke culturele instituties kunnen jaren, zo niet een paar decennia, verder. Tegen die tijd heeft de huidige regering in Den Haag zichzelf allang weer opgeheven, respectievelijk behoren de parafernalia ervan tot een grijs-grauw-ravenzwart verleden met bruine tinten. Het is nu waarachtig de hoogste tijd voor een indringende Culturele Revolutie.
Het Dankwoord van de thans voormalige chef- maar Ere-dirigent maakte duidelijk dat deze zich ook ernstige zorgen maakt over het politieke klimaat van nu, waarin een aperte cultuurvijandigheid overheerst. In een internationaal grote stad als Brussel, die vanaf nu  uitvalsbasis van Tabachnik is, zal voor hem wel een plaats blijven bij een groot ensemble, en het zal kenners van het wereldje niet verbazen als Michel Tabachnik vervolgens in een weer wat zuidelijker gelegen hoofdstad terechtkomt, aangezien daar ─ mijns inziens ─ zijn einddoel ligt: het Orchestre de Paris.

Slechte redactie

Missers in de teksten in het programmaboekje, zoals dat van Zuidam/Verdi, kunnen, met de juiste aanpak, eveneens worden vermeden. In de biografische gegevens van de mezzosopraan Irina Tchistjakova wordt vermeld dat zij in een dramatisch werk met de titel Jean d'Arc bij de Opera van Montpelier heeft gezongen. Als het daarbij niet om een vrouwelijke tegenhanger genaamd Jeanne d'Arc gaat, dient de naam van de componist in kwestie te worden vermeld, al zou dat ook thans niet hebben misstaan. Nu munten die teksten, aangeleverd door een impresariaat en/of andersoortig management, uit in saaiheid, fantasieloosheid en een overmaat aan cliché's, aangezien vanuit die optiek elke dirigent en iedere solist alleen maar uitblinkt in de wereldtop. Als men zou beseffen hoe men enerzijds lezers van die teksten op het verkeerde been zet en anderzijds degenen die beter weten, grimassen makend doet hoofdschudden, zou de bereidheid tot ingrijpen wellicht eerder opdoemen.
Dat is, met enige redactionele vaardigheid op te vangen, maar ook daarvoor dient men de juiste mensen te engageren. Mendelssohn wordt in diezelfde tekst opgevoerd met een werk met een Engelse titel: Walpurgis Nights. Deze, door Wagner, hevig aangevallen Duitse muziekmeester componeerde Die erste Walpurgis Nacht ─ die van 30 april op 1 mei ─, op teksten uit Goethe's Faust. Dat dit in het Engels plots rijp zou zijn voor een meervoud, is niet alleen zeer twijfelachtig, het getuigt van al te weinig interesse voor feiten, vanzelfsprekend primair bij de eerst verantwoordelijke. Doch het klakkeloos overnemen van onzin zou ook strafbaar gesteld moeten worden.
En plotseling lijkt het wel of het orkest een naamsverandering heeft ondergaan, nu een bepaald lidwoord is toegevoegd aan NNO, op de voorzijde van de programmaboekjes en niet alleen daar. In Nederland bestaan slechts twee orkesten die dat lidwoord in de naam hebben: HGO ─ Het Gelders Orkest, en HBO ─ Het Brabants Orkest. Bij het NNO hoort in de benaming geen lidwoord.

Geen opmerkingen: