woensdag 22 juni 2011

KamerFilharmonie Der Aa heeft met één seizoen haar bestaansrecht ruimschoots bewezen

Met het laatste concert ─ van de inmiddels vier ─ waarmee de KamerFilharmonie der Aa het eerste seizoen heeft afgesloten, heeft dit symfonieorkest zijn bestaansrecht opnieuw ruimschoots bewezen.
Ook deze keer werd het programma tweemaal gespeeld. Beide optredens werden overigens op andere locaties gegeven dan de beide voorafgaande concerten. Gezien het programma was De Schalm in Assen, met een beroerde akoestiek en relatief weinig ruimte voor bezoekers, geen optie; daarom was gekozen voor De Tamboer in Hoogeveen, waar ook veel meer stoelen beschikbaar zijn. De locatie in Groningen was ook een andere dan voor de beide voorafgaande concerten van dit seizoen: de grote zaal van De Oosterpoort herbergde deze keer drie à vier keer zoveel bezoekers als tijdens de optredens, eerder dit seizoen, in de Immanuëlkerk. Daar zou het gebouw uit de voegen gebarsten zijn door een uitvoering van de spectaculair-spetterende 'symfonie' van Johan de Meij met, oneerbiedig uitgedrukt, een hoop lawaai.
Daarvoor bood de grote zaal van De Oosterpoort een geschikte entourage. Eerder klonken daar ─ gespeeld door het Noord Nederlands Orkest ─ alle symfonieën van De Meij.

Kamerfilharmonie der Aa met gastdirigent Ivan Meylemans
op 17 juni 2011 in theater De Tamboer te Hoogeveen
The Lord of the Rings
Die Eerste Symfonie van Johan de Meij draagt de titel The Lord of the Rings, hetgeen aangeeft dat het hier om programmamuziek gaat, en voor menigeen duidelijk zal zijn welke de inspiratiebron voor de coimponist moet zijn geweest: het gelijknamige, omvangrijke boek van John Ronald Reuel Tolkien (1892-1973). Dat werd een wereldwijd succes en heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw veel schrijvers van fantasy geïnspireerd. Het werd zeer geliefde lectuur, die echter geenszins de kwalificatie literatuur verdient. De meningen, respectievelijk de inzichten, omtrent die verhalen lopen uiteen van ongebreidelde bewondering aan en de ene kant tot complete afwijzing anderzijds. Om hier nu een persoonlijke noot toe te voegen: ik heb me tijdens de eerste dertig pagina's dermate verveeld, nu ongeveer een halve eeuw geleden dat ik het boek terzijde heb gelegd. Opvallend is dat ik vrijwel alleen maar mensen ken die hetzelfde hebben ondergaan.
Daar staat tegenover dat de inhoud nadrukkelijk spectaculair filmisch is, en dat is met de symfonie van Johan de Meij eveneens het geval. Zonder beelden is er echter geen sprake van interessante of boeiende muziek, al moet gezegd dat aan de hand daarvan wel kan worden vastgesteld of een ensemble goed is, en in die zin is het project geslaagd, en dat mag ook worden geconcludeerd uit de overwegend positieve reacties in de zaal en na afloop, al heb ik ook stemmen gehoord, die alleen waardering konden opbrengen voor de beide werken vóór de pauze.


Richard Strauss
Ter opening van het concert werd de Bläserserenade opus 7 uit 1880 van Richard Strauss gespeeld voor dubbele houtblazersbezetting met toegevoegde contrafagot en vier hoorns: dertien spelers in totaal. Het toenmalige Noordelijk Filharmonisch Orkest heeft dat stuk ongeveer een kwart eeuw geleden wel eens op hetzelfde podium ten gehore gebracht.
Het stuk is ontstaan in de gymnasiumtijd van Richard Strauss, die gewoon tijdens de lesuren zat te componeren, en die daarbij doorgaans niet door zijn docenten van werd weerhouden, aangezien die leerkachten zullen hebben herkend dat ze met een geniale jonge student van doen hadden. Een groots werk is het weliswaar niet, maar dat mag men ─ ondanks het feit dat zulks wel voorkomt ─ ook niet verwachten van een zestienjarige zonder conservatoriumopleiding.
Het stuk maakte een charmante indruk, zoals het werd uitgevoerd door die blazers met hun gastdirigent voor dit concert: Ivan Meylemans (40 jaar, assistent-dirigent van het Concertgebouworkest).

Tsjajkovski's Strijkersserenade
Lange tijd is de Strijkersserenade opus 48 van Pjotr Iljitsj Tsjajkovski (1840-1893) uit 1884 een der meest geliefde stukken van het klassieke concertpodium geweest, en werd deze compositie over de gehele aarde gespeeld waar ensembles waren gevestigd of tijdens een tournee optraden. Dat is de beide laatste decennia flink wat minder geworden.
Zelf heb ik de laatste directe uitvoering meegemaakt tijdens een concert in 1975 in De Muzeval te Emmen, waar het indertijd wereldvermaarde kamerorkest van Jean-François Paillard (geboren 1928) een concert gaf. Dat ensemble was er dermate mee 'vergroeid', dat wil zeggen het was zo'n repertoirestuk geworden dat de uivoering niet meer kon boeien, aangezien het al te gelikt overkwam en daardoor geenszins (meer) kon activeren.
De 33 strijkers van de KamerFilharmonie Der Aa onder Ivan Meylemans presenteerde een levendige versie, die helaas steeds werd onderbroken door volstrekt ongepast applaus tussen de delen. [1]

__________
[1] Dit probleem doet zich, helaas, steeds vaker voor, en dat vooral als het publiek niet gewend is om met enige regelmaat concerten te bezoeken. Bij de verschillende studentenorkesten in ons land is dat eveneens het geval, en helemaal als iemand vooraf vraagt om niet tussen de delen te applaudisseren. Men zou zoiets vetgedrukt in het programmaboekje moeten opnemen op een plek die de lezers niet kunnen negeren, behalve als het programmablad niet eens openen. Dan zijn de musici helemaal aan de heidenen overgeleverd, en dat zijn ze genoeg door de maatregelen van onbehoorlijk bestuur door de cultuurbeulen van Neerlands Binnenhof, waar de gekwadrateerde incompetentie heerst, in de eerste plaats waar het onze cultuur betreft.

Geen opmerkingen: