Aanwinst voor collectie
Tijdens het concert dat de Noordelijke Polyfonisten onder leiding van André Cats zondag 30 november in de Synagoge van Groningen hebben gegeven, is er een opname gemaakt van de uitvoering van de door het koor gezongen onbekende Mis van Pierre de la Rue voor een compact disc. Dat is voor de uitvoerenden tevens een beloning voor het al het werk dat ze hebben gedaan, voorafgaande aan de twee uitvoeringen, die de afgelopen week werden gegeven in Adorp en de stad Groningen. Na gereedkomen van de cd zullen de verrichtingen van dit vierstemmige gezelschap voor 'de eeuwigheid' geregistreerd zijn.
Deze zal over ongeveer een maand gereed zijn. Normaliter is de nieuwe cd beschikbaar als er een nieuw optreden wordt gegeven.
Geïnteresseerden kunnen zich opgeven en krijgen dan direct na verschijnen van het spiegelplaatje bericht. Zij kunnen dat doen via de website van het koor, waarop eventueel meer wetenswaardigs te vinden is, of via dirigent André Cats.
__________
www.noordelijkepolyfonisten.nl
andre.cats@versatel.nl
zondag 30 november 2008
Onbekende Mis van Pierre de la Rue komt op cd
donderdag 27 november 2008
Titia Lodewegen exposeert haar Zigeunerstukken vanaf donderdag 4 december in De Ebbingepoort
Directe leefomgeving
Ofschoon de beide lange wanden en de smalle muren naast het grote venster aan de straatkant in de woonkamer van Titia Lodewegen zijn voorzien van flink wat eigen schilderijen, zonder verdere opsmuk, is ze er — door haar sensitiviteit met betrekking tot de juiste proporties — toch zeer goed in geslaagd de indruk van een galerie buiten de deur te houden. De eigentijdse aspecten van haar interieur zijn volkomen in balans met de door haar gepraktiseerde voorliefde voor een zeer hoogwaardige, in de best denkbare zin ouderwetse, leefbaarheid; en precies daarin schuilt een rustgevende atmosfeer van constructieve vooruitstrevendheid.
Aanstaande maandag verhuist zij het gros van die schilderijen — in totaal twaalf — naar de tentoonstellingsruimte van Zorgcentrum De Ebbingepoort aan de Noorderbinnensingel, en dat is op een steenworp afstand van haar woning. Tot donderdag 4 december heeft ze ruim de tijd om de serie van acht Zigeunerstukken, nog aangevuld met vier andere, kleinere werken, naar eigen inzicht een plek te geven. Veel hoofdbrekens zal haar dat niet kosten, aangezien de Zigeunerstukken een gesloten geheel vormen.
Het thema zigeuners
Het leven van zigeunervolken had Titia Lodewegen gevoelsmatig al geruime tijd geboeid, en daarom heeft ze in de jaren 1987-1993 een uitgebreide studie gemaakt van het bestaan van deze mensen, vooral van de groepen in de Oostbloklanden en in het Spaanse Andalusië. Ze bestudeerde veel literatuur en bekeek tal van films en tevens ander documentatiemateriaal. Dat leidde tot een aantal gedichten, waarvan ze voorbeelden tijdens de meest uiteenlopende manifestaties heeft voorgedragen, en jaren geleden heeft ze in de Openbare Bibliotheek van Groningen, samen met de pianiste Nynke Eekhof, een middag verzorgd, die veel waardering oogstte.
Hoewel ze nooit een penseel in handen had gehad, besloot ze in 2007 een schildercursus van 12 lessen te volgen. Na de vijfde les raakte ze op een zaterdagmiddag — bij het herlezen van haar eigen gedicht Zigeunermeisje, ontstaan op 10 juli 1987 — in een roes en voelde ze dat ze die tekst moest uitbeelden, hetgeen haar uitstekend is gelukt, zoals bovenin deze bijdrage te zien is.
Het thema bleef haar als het ware vervolgen en zo is er in een relatief korte periode een gesloten reeks van acht aquarellen ontstaan, alle op hetzelfde formaat: DIN A4 (ca. 21 x ca. 30 cm), doch omrand door een kader van twaalf centimeter zwart karton en vervolgens voorzien van een passende, neutrale omlijsting, die het belang van het centrale gebeuren daarin stilzwijgende nadruk verleent. Al die acht stukken hebben een hoogte van 93 centimter; deze zullen echter tijdens de expositie, in een aanmerkelijk hogere ruimte, nog weer heel anders lijken dan in haar woonkamer van meer gebruikelijke proporties.
Andere stukken
Over de vier andere stukken zullen we op deze of een verwante site nader berichten als de tentoonstelling in De Ebbingepoort eenmaal voor een ieder toegankelijk is. Dan ook zullen zonder twijfel meer verwijzingen volgen naar (delen van) haar gedichten — die inmiddels deels in twee bundels zijn uitgegeven, waarvan de eerste inmiddels is uitverkocht en niet zal worden herdrukt.
Inspirerende tekst
Het gedicht Zigeunermeisje, dat dit schilderen — twintig jaar na het ontstaan van de tekst — heeft geïnspireerd en meer dan dat, biedt de lezer een goede gelegenheid zich te verplaatsen in de gevoelswereld van Titia Lodewegen:
Zigeunermeisje
Aan de hemel schuilt een halve maan
't Gevaar van een gesprongen liefdessnaar
Houdt zij haar handen aan de heupen
Willoos door een ritme meegevoerd
Stampt uit louter doodsverlangen
In een nieuw akkoord.
De aarde trilde onder haar blote voeten
Haar rokken wapperen de golfjes aan
Kammen vielen als vleugels op de grond
Gitaren spelen om haar lichaamsgeur
Die eens bloeide in vertrapte wond.
Een marteling doorgloeit haar bruine ogen
Trekt diepe voren langs haar mond
Stemmen geven rauwe kreten
Opnieuw geboren uit dit tweegevecht
Gaf ze mannen haar klaagliederen door.
10 juli 1987
____________
Afbeeldingen
1. Zigeunermeisje, het eerste van acht aquarellen met het thema Zigeunerleven.
2. Nog een zigeunermeisje. In zeer klein formaat siert deze jongedame het visitekaartje van de kunstenares.
__________
Werk van Titia Lodewegen in Zorgcentrum De Ebbingepoort
Noorderbinnensingel 2, 9712 XA Groningen
Vanaf 4 december 2008 tot 31 maart 2009
zeven dagen per week toegankelijk
Officiële opening donderdag 4 december, 's ochtends om 10:30 uur.
Ofschoon de beide lange wanden en de smalle muren naast het grote venster aan de straatkant in de woonkamer van Titia Lodewegen zijn voorzien van flink wat eigen schilderijen, zonder verdere opsmuk, is ze er — door haar sensitiviteit met betrekking tot de juiste proporties — toch zeer goed in geslaagd de indruk van een galerie buiten de deur te houden. De eigentijdse aspecten van haar interieur zijn volkomen in balans met de door haar gepraktiseerde voorliefde voor een zeer hoogwaardige, in de best denkbare zin ouderwetse, leefbaarheid; en precies daarin schuilt een rustgevende atmosfeer van constructieve vooruitstrevendheid.
Aanstaande maandag verhuist zij het gros van die schilderijen — in totaal twaalf — naar de tentoonstellingsruimte van Zorgcentrum De Ebbingepoort aan de Noorderbinnensingel, en dat is op een steenworp afstand van haar woning. Tot donderdag 4 december heeft ze ruim de tijd om de serie van acht Zigeunerstukken, nog aangevuld met vier andere, kleinere werken, naar eigen inzicht een plek te geven. Veel hoofdbrekens zal haar dat niet kosten, aangezien de Zigeunerstukken een gesloten geheel vormen.
Het thema zigeuners
Het leven van zigeunervolken had Titia Lodewegen gevoelsmatig al geruime tijd geboeid, en daarom heeft ze in de jaren 1987-1993 een uitgebreide studie gemaakt van het bestaan van deze mensen, vooral van de groepen in de Oostbloklanden en in het Spaanse Andalusië. Ze bestudeerde veel literatuur en bekeek tal van films en tevens ander documentatiemateriaal. Dat leidde tot een aantal gedichten, waarvan ze voorbeelden tijdens de meest uiteenlopende manifestaties heeft voorgedragen, en jaren geleden heeft ze in de Openbare Bibliotheek van Groningen, samen met de pianiste Nynke Eekhof, een middag verzorgd, die veel waardering oogstte.
Hoewel ze nooit een penseel in handen had gehad, besloot ze in 2007 een schildercursus van 12 lessen te volgen. Na de vijfde les raakte ze op een zaterdagmiddag — bij het herlezen van haar eigen gedicht Zigeunermeisje, ontstaan op 10 juli 1987 — in een roes en voelde ze dat ze die tekst moest uitbeelden, hetgeen haar uitstekend is gelukt, zoals bovenin deze bijdrage te zien is.
Het thema bleef haar als het ware vervolgen en zo is er in een relatief korte periode een gesloten reeks van acht aquarellen ontstaan, alle op hetzelfde formaat: DIN A4 (ca. 21 x ca. 30 cm), doch omrand door een kader van twaalf centimeter zwart karton en vervolgens voorzien van een passende, neutrale omlijsting, die het belang van het centrale gebeuren daarin stilzwijgende nadruk verleent. Al die acht stukken hebben een hoogte van 93 centimter; deze zullen echter tijdens de expositie, in een aanmerkelijk hogere ruimte, nog weer heel anders lijken dan in haar woonkamer van meer gebruikelijke proporties.
Andere stukken
Over de vier andere stukken zullen we op deze of een verwante site nader berichten als de tentoonstelling in De Ebbingepoort eenmaal voor een ieder toegankelijk is. Dan ook zullen zonder twijfel meer verwijzingen volgen naar (delen van) haar gedichten — die inmiddels deels in twee bundels zijn uitgegeven, waarvan de eerste inmiddels is uitverkocht en niet zal worden herdrukt.
Inspirerende tekst
Het gedicht Zigeunermeisje, dat dit schilderen — twintig jaar na het ontstaan van de tekst — heeft geïnspireerd en meer dan dat, biedt de lezer een goede gelegenheid zich te verplaatsen in de gevoelswereld van Titia Lodewegen:
Zigeunermeisje
Aan de hemel schuilt een halve maan
't Gevaar van een gesprongen liefdessnaar
Houdt zij haar handen aan de heupen
Willoos door een ritme meegevoerd
Stampt uit louter doodsverlangen
In een nieuw akkoord.
De aarde trilde onder haar blote voeten
Haar rokken wapperen de golfjes aan
Kammen vielen als vleugels op de grond
Gitaren spelen om haar lichaamsgeur
Die eens bloeide in vertrapte wond.
Een marteling doorgloeit haar bruine ogen
Trekt diepe voren langs haar mond
Stemmen geven rauwe kreten
Opnieuw geboren uit dit tweegevecht
Gaf ze mannen haar klaagliederen door.
10 juli 1987
____________
Afbeeldingen
1. Zigeunermeisje, het eerste van acht aquarellen met het thema Zigeunerleven.
2. Nog een zigeunermeisje. In zeer klein formaat siert deze jongedame het visitekaartje van de kunstenares.
__________
Werk van Titia Lodewegen in Zorgcentrum De Ebbingepoort
Noorderbinnensingel 2, 9712 XA Groningen
Vanaf 4 december 2008 tot 31 maart 2009
zeven dagen per week toegankelijk
Officiële opening donderdag 4 december, 's ochtends om 10:30 uur.
woensdag 26 november 2008
Astrid Nobel creëert nieuw werk in Medium Gallery
Opgeheven tijdelijkheid
Op vrijdag 28 november om 20:00 uur wordt de opening gerealiseerd van het nieuwe kunstproject in de Medium Gallery te Groningen. Deze keer wordt de ruimte een maand ter beschikking gesteld aan Astrid Nobel, die in haar werk totaal verschillende aspecten opneemt die aan hun oorspronkelijke context worden onttrokken, waardoor een geheel nieuwe samenhang wordt gecreëerd.
Gemeenschappelijke verwijzingen dan wel overeenkomsten in het door haar gerealiseerde werk zorgen voor een nieuw verband. Dat kan zich uitdrukken in beelden, maar eveneens in tekst(en). Zo worden de tijdelijke aspecten opgeheven en is incidenten een ruimer — in ieder geval in de zin van languriger — bestaan gegund.
Nieuw te creëren werk
Het nieuwe werk dat Astrid Nobel in de periode tussen 28 november en 28 december in Medium Gallery zal realiseren, zal bestaan uit elementen die het resultaat zijn van de ontleding van een document of van dromen.
"Losse zinnen zijn geselecteerd op het bevatten van een huiselijk element en zijn met de desbetreffende plaats in contact gebracht."
In de Medium Gallery kan men terecht tijdens de openingsavond en daarnaast op afspraak. Nadere informatie is te vinden op de website van dit kunstinstituut.
Op vrijdag 28 november om 20:00 uur wordt de opening gerealiseerd van het nieuwe kunstproject in de Medium Gallery te Groningen. Deze keer wordt de ruimte een maand ter beschikking gesteld aan Astrid Nobel, die in haar werk totaal verschillende aspecten opneemt die aan hun oorspronkelijke context worden onttrokken, waardoor een geheel nieuwe samenhang wordt gecreëerd.
Gemeenschappelijke verwijzingen dan wel overeenkomsten in het door haar gerealiseerde werk zorgen voor een nieuw verband. Dat kan zich uitdrukken in beelden, maar eveneens in tekst(en). Zo worden de tijdelijke aspecten opgeheven en is incidenten een ruimer — in ieder geval in de zin van languriger — bestaan gegund.
Nieuw te creëren werk
Het nieuwe werk dat Astrid Nobel in de periode tussen 28 november en 28 december in Medium Gallery zal realiseren, zal bestaan uit elementen die het resultaat zijn van de ontleding van een document of van dromen.
"Losse zinnen zijn geselecteerd op het bevatten van een huiselijk element en zijn met de desbetreffende plaats in contact gebracht."
In de Medium Gallery kan men terecht tijdens de openingsavond en daarnaast op afspraak. Nadere informatie is te vinden op de website van dit kunstinstituut.
maandag 24 november 2008
Mis van Pierre de la Rue dinsdag in de kerk van Adorp — zondag in de Synagoge van Groningen
Twee uitvoeringen
Het koor De Noordelijke Polyfonisten onder leiding van André Cats zal dezer dagen twee keer een minder bekende Mis — O sacer Anthoni — uitvoeren van de befaamde, laat middeleeuwse componist Pierre de la Rue (ca. 1460-1518), die tot de Vlaamse polyfonisten behoort.
De eerste uitvoering, die nog als try-out mag worden beschouwd, is aanstaande dinsdag, 25 november 's avonds om 20:00 uur in de Nederlands Hervormde Kerk te Adorp. Zondag 30 november zal dezelfde Mis worden gezongen in het kader van de reeks Lezingen en Concerten in de Cyclus Oude Nederlandse Missen in de Groninger Synagoge. Dan is het een middagconcert dat om 15:00 uur begint.
Dirigent André Cats zorgt dan wel weer voor een doorwrochte toelichting, die hij, daar waar nodig, doorspekt met milde humor.
Meer achtergrond-informatie over dit vocaal ensemble kunt u op deze site vinden in onze eerdere bijdrage van vrijdag 16 mei.
Gegevens met betrekking tot de reeks Oude Nederlandse Missen in de Groninger Synagoge is eveneens op deze site vinden in een artikel van donderdag 12 juni.
Het koor De Noordelijke Polyfonisten onder leiding van André Cats zal dezer dagen twee keer een minder bekende Mis — O sacer Anthoni — uitvoeren van de befaamde, laat middeleeuwse componist Pierre de la Rue (ca. 1460-1518), die tot de Vlaamse polyfonisten behoort.
De eerste uitvoering, die nog als try-out mag worden beschouwd, is aanstaande dinsdag, 25 november 's avonds om 20:00 uur in de Nederlands Hervormde Kerk te Adorp. Zondag 30 november zal dezelfde Mis worden gezongen in het kader van de reeks Lezingen en Concerten in de Cyclus Oude Nederlandse Missen in de Groninger Synagoge. Dan is het een middagconcert dat om 15:00 uur begint.
Dirigent André Cats zorgt dan wel weer voor een doorwrochte toelichting, die hij, daar waar nodig, doorspekt met milde humor.
Meer achtergrond-informatie over dit vocaal ensemble kunt u op deze site vinden in onze eerdere bijdrage van vrijdag 16 mei.
Gegevens met betrekking tot de reeks Oude Nederlandse Missen in de Groninger Synagoge is eveneens op deze site vinden in een artikel van donderdag 12 juni.
zondag 23 november 2008
Twee concerten Kamerkoor Moderato Cantabile — zaterdag in Groningen, zondag in Loppersum
Weekeinde-optredens
Het aanstaande weekeinde geeft het Kamerkoor Moderato Cantabile twee concerten in de provincie Groningen. Op zaterdag 29 november is het eerste optreden in de Lutherse Kerk in de Haddingestraat in Stad, zondag in de Petrus en Pauluskerk van Loppersum. Het concert in Groningen begint op de gebruikelijke tijd van 20:15 uur, dat in Loppersum is een matinee, en deze heeft 15:00 uur als aanvangstijd.
Het koor wordt weer geleid door de vaste dirigente Nana Tchikhinashvili; solistische medewerking zal worden verleend door Tijmen Jan Bronda, orgel en Floris van der Tak, violoncello. Op het programma staan vier stukken: drie van Giuseppe Verdi (1813-1901) en een Gloria van Antonio Vivaldi (1678-1741).
Verdi-composities
Giuseppe Verdi was en is in eerste instantie componist van opera's, die qua instrumentatie met een gerust hart als geniaal mogen worden gekwalificeerd. Dat thema is zo'n halve eeuw geleden onderwerp van een dissertatie geworden [1]. Overigens zijn de gewijde composities van Verdi ook niet mis, al heeft hij die categorie aanmerkelijk minder 'bediend' dan het muziekdrama.
Uit de Quattro Pezzi sacri, welke Verdi tegen het einde van de negentiende eeuw heeft gecomponeerd — en die op 7 april 1898 in de Grand Opéra te Parijs in première zijn gegaan — zullen de twee eerste delen, Ave Maria en Stabat Mater — beide voor gemengd koor — worden gezongen, nog aangevuld met het Pater Noster voor vijfstemmig koor, dat Verdi reeds een kwart eeuw eerder, in 1873, had geschreven.
Vivaldi's Gloria
Voor Groningers die het scala van diverse concerten gedurende de laatste halve eeuw een beetje kennen, is het Gloria van Antonio Vivaldi geen onbekend meesterwerk. Het werd diverse keren op tal van locaties in de provincie gezongen, al dan niet met begeleiding. Het komende weekeinde zal het opnieuw twee keer binnen een etmaal in onze contreien klinken, nu door Moderato Cantabile.
De 'rode priester' Vivaldi, die niet alleen zijn geestelijke roeping heeft gevolgd, maar tevens in muzikaal opzicht, en daarin functioneerde als violist, muziekleraar en componist — en in die laatste hoedanigheid met zo'n 700 catalogusnummer een enorm oeuvre op zijn naam heeft staan — heeft echter geen complete, op de liturgie gebaseerde, Mis geschreven, daarentegen wel vier verschillende mis-onderdelen: een achtstemmig Kyrie voor twee koren, een Credo en twee, sterk met elkaar verwante stukken met de titel Gloria, alsmede een derde dat zoekgeraakt is. De beide overgebleven composities met deze benaming, welke na 1708 zijn ontstaan en in het standaardwerk Ryom-Verzeichnis van de werken van Vivaldi dan ook direct opeenvolgend worden opgesomd onder de nummers 588 en 589, staan beide — net als het verloren gegane, dat onder RV 590 eveneens is geregistreerd — in D groot.
__________
[1] Die dissertatie werd geschreven door Francis Irving Travis, die in de jaren zestig en zeventig diverse malen als gastdirigent in ons land optrad, voornamelij bij de orkesten in Utrecht en Groningen. Bij het Noordelijk Filharmonisch Orkest zorgde hij, met zijn onnavolgbare interpretatie van de symfonieën van Gustav Mahler, voor een nieuwe traditie — nadat deze componist door het vertrek van de dirigenten Jan van Epenhuysen en Jan van 't Hoff nogal in het slop was geraakt en diens muziek in de grote concertzaal van De Harmonie, waar Mahler zelf nog heeft gedirigeerd, helaas slechts incidenteel meer op de concertprogramma's voorkwam — doordat hij in elk seizoen dat hij in onze contreien optrad een Mahler-symfonie heeft uitgevoerd: achtereenvolgens waren dat de symfonieën de Vierde, de Eerste, de Negende, Das Lied von der Erde en de Vijfde. Travis, nu 88 jaar oud, trekt nog steeds als veel gevraagd gastdirigent de hele wereld over en geniet ovationele successen.
____________
Afbeeldingen
1. Poster van het Najaarsconcert van het gemengd Kamerkoor Moderato Cantabile, eind november 2008.
2. Giuseppe Verdi in avondkleding.
3. Antonio Vivaldi met viool.
Het aanstaande weekeinde geeft het Kamerkoor Moderato Cantabile twee concerten in de provincie Groningen. Op zaterdag 29 november is het eerste optreden in de Lutherse Kerk in de Haddingestraat in Stad, zondag in de Petrus en Pauluskerk van Loppersum. Het concert in Groningen begint op de gebruikelijke tijd van 20:15 uur, dat in Loppersum is een matinee, en deze heeft 15:00 uur als aanvangstijd.
Het koor wordt weer geleid door de vaste dirigente Nana Tchikhinashvili; solistische medewerking zal worden verleend door Tijmen Jan Bronda, orgel en Floris van der Tak, violoncello. Op het programma staan vier stukken: drie van Giuseppe Verdi (1813-1901) en een Gloria van Antonio Vivaldi (1678-1741).
Verdi-composities
Giuseppe Verdi was en is in eerste instantie componist van opera's, die qua instrumentatie met een gerust hart als geniaal mogen worden gekwalificeerd. Dat thema is zo'n halve eeuw geleden onderwerp van een dissertatie geworden [1]. Overigens zijn de gewijde composities van Verdi ook niet mis, al heeft hij die categorie aanmerkelijk minder 'bediend' dan het muziekdrama.
Uit de Quattro Pezzi sacri, welke Verdi tegen het einde van de negentiende eeuw heeft gecomponeerd — en die op 7 april 1898 in de Grand Opéra te Parijs in première zijn gegaan — zullen de twee eerste delen, Ave Maria en Stabat Mater — beide voor gemengd koor — worden gezongen, nog aangevuld met het Pater Noster voor vijfstemmig koor, dat Verdi reeds een kwart eeuw eerder, in 1873, had geschreven.
Vivaldi's Gloria
Voor Groningers die het scala van diverse concerten gedurende de laatste halve eeuw een beetje kennen, is het Gloria van Antonio Vivaldi geen onbekend meesterwerk. Het werd diverse keren op tal van locaties in de provincie gezongen, al dan niet met begeleiding. Het komende weekeinde zal het opnieuw twee keer binnen een etmaal in onze contreien klinken, nu door Moderato Cantabile.
De 'rode priester' Vivaldi, die niet alleen zijn geestelijke roeping heeft gevolgd, maar tevens in muzikaal opzicht, en daarin functioneerde als violist, muziekleraar en componist — en in die laatste hoedanigheid met zo'n 700 catalogusnummer een enorm oeuvre op zijn naam heeft staan — heeft echter geen complete, op de liturgie gebaseerde, Mis geschreven, daarentegen wel vier verschillende mis-onderdelen: een achtstemmig Kyrie voor twee koren, een Credo en twee, sterk met elkaar verwante stukken met de titel Gloria, alsmede een derde dat zoekgeraakt is. De beide overgebleven composities met deze benaming, welke na 1708 zijn ontstaan en in het standaardwerk Ryom-Verzeichnis van de werken van Vivaldi dan ook direct opeenvolgend worden opgesomd onder de nummers 588 en 589, staan beide — net als het verloren gegane, dat onder RV 590 eveneens is geregistreerd — in D groot.
__________
[1] Die dissertatie werd geschreven door Francis Irving Travis, die in de jaren zestig en zeventig diverse malen als gastdirigent in ons land optrad, voornamelij bij de orkesten in Utrecht en Groningen. Bij het Noordelijk Filharmonisch Orkest zorgde hij, met zijn onnavolgbare interpretatie van de symfonieën van Gustav Mahler, voor een nieuwe traditie — nadat deze componist door het vertrek van de dirigenten Jan van Epenhuysen en Jan van 't Hoff nogal in het slop was geraakt en diens muziek in de grote concertzaal van De Harmonie, waar Mahler zelf nog heeft gedirigeerd, helaas slechts incidenteel meer op de concertprogramma's voorkwam — doordat hij in elk seizoen dat hij in onze contreien optrad een Mahler-symfonie heeft uitgevoerd: achtereenvolgens waren dat de symfonieën de Vierde, de Eerste, de Negende, Das Lied von der Erde en de Vijfde. Travis, nu 88 jaar oud, trekt nog steeds als veel gevraagd gastdirigent de hele wereld over en geniet ovationele successen.
____________
Afbeeldingen
1. Poster van het Najaarsconcert van het gemengd Kamerkoor Moderato Cantabile, eind november 2008.
2. Giuseppe Verdi in avondkleding.
3. Antonio Vivaldi met viool.
vrijdag 21 november 2008
Cellist Pedro Teixeira Vaz speelt Tsjajkovski in Roden en in Stad met Groninger Mozart Ensemble
Pjotr Iljitsj Tsjajkovski
Op vrijdag 28 november zal de jonge Portugese cellist Pedro Teixeira Vaz — die student van het Conservatorium in Groningen is — met het Groninger Mozart Ensemble onder leiding van zijn vaste dirigent Marinus Verkuil optreden in de Protestantse Kerk Op de Heite te Roden, en op zaterdag 29 november in de Nieuwe Kerk te Groningen. Beide concerten beginnen om 20:15 uur.
Pedro zal de Variaties op een Rococo-thema voor cello en orkest, opus 33, gecomponeerd in 1876, van Pjotr Iljitsj Tsjajkovski (1840-1893) met dit gezelschap uitvoeren. Het is Pedro's eerste optreden met orkest.
Een artikel met veel meer informatie aangaande de bewuste compositie is op 8 december 2007 verschenen op de website van het muziektijdschrift Mens en melodie.
Over de solist kunt u meer lezen op de website van het ensemble.
Gabriel Fauré
Voorafgaand aan het optreden van Pedro Teixeira de Vaz met één van Tsjajkovski's meest geliefde composities, zal het Groninger Mozart Ensemble — in dit geval: solisten, koor en orkest — een uitvoering geven van het in-gevoelige Requiem, opus 48 van de Fransman Gabriel Fauré (1845-1924), die tussen 1887 en 1901 enkele uiteenlopende versies van dit opus heeft gerealiseerd. De tweede versie uit 1893 was in grote lijnen gelijk aan de ons tegenwoordig als standaard gepresenteerde uitvoering, maar de bezetting van het orkest daarin is, vooral op verzoek van de uitgever van Fauré, uitgebreid met tuba's en houtblazers, alsmede een compleet bezette violensectie. Deze editie is in 1901 in druk verschenen.
Cas Straatman is verantwoordelijk voor de koorleiding; solistische medewerking zal worden verleend door de sopraan Karlien de Jonge en de bariton Curt van den Berg.
Meer over dit Requiem kunt u vinden op de pagina met de Concertagenda van de website van het Groninger Mozart Ensemble.
Joseph Haydn
Het najaarsconcert van het Groninger Mozart Ensemble zal worden besloten met de laatste symfonie van Joseph Haydn (1732-1809), nr. 104, bijgenaamd London, gecomponeerd in 1795.
Uitgebreide informatie over de componist en al zijn Londense symfonieën kunt u vinden in een relatief omvangrijk artikel, dat ik op 28 juni 2007 op de website van Neerlands oudste muziektijdschrift, Mens en melodie, heb geplaatst.
____________
Afbeeldingen
1. Cellist Pedro Teixeira de Vaz repeteert hier met het Groninger Mozart Ensemble onder leiding van Marinus Verkuil, voor de concerten op vrijdag 28 en zaterdag 29 november, in respectievelijk Roden en Groningen.
2. Pjotr Iljitsj Tsjajkovski, tekening van Jarko Aikens, Groningen, 1985. (Archief Heinz Wallisch, tevens ©.)
3. De Franse componist Gabriel Fauré.
4. Voorkant van het in 2007 verschenen, Duitse boek over de Londense symfonieën van Joseph Haydn.
zondag 16 november 2008
Het Haagse Pecunia-dictaat aan ons muziekleven
Geld prevaleert bij de overheid
Gisteravond bezocht ik — in de grote zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen — een concert door het Noord Nederlands Orkest met twee topcomposities uit het muzikale fin de siècle van Oost-Europa: een werk van Leoš Janáček en één van Béla Bartók — de veelal ontbrekende, vierde naam in de reeks van 'aartsvaders' van de twintigste eeuwse muziek. [1]
Helaas was het aantal lege stoelen in de zaal mij te groot, maar goed, ik wil vrijwel altijd een volle zaal. Ter relativering dient hier nog wel te worden toegevoegd, dat de belangstelling tijdens de beide andere keren dat ik Hertog Blauwbaards Burcht in die zaal heb bijgewoond — toen uitgevoerd door het aan het NNO 'voorafgaande' ensemble: het Noordelijk Filharmonisch Orkest, zoals het sedert 1961 was gaan heten —, in respectievelijk 1974 onder leiding van Zsolt Déaky, en in 1984 met de toen alweer meer dan twee decennia vaste dirigent Charles de Wolff, nog geringer was.
Er waren duidelijke verschillen met de uitvoeringen van toen. Allereerst het feit dat deze, in het Hongaars gezongen, versie in semi-scenische vorm was, dus met kostuums, belichting, en projectie op een scherm tegen de orgelwand van de zaal — elementen die in de richting van een weloverwogen regie wezen —, hetgeen de aantrekkelijkheid van de presentatie aanmerkelijk heeft verhoogd. Daarnaast was de stijkersbezetting in het orkest thans vrijwel geheel in overeenstemming met alle wensen van de componist, en dat was indertijd wel anders: die beide vorige keren zaten daar in totaal 44 strijkers: 12, 10, 8, 8, 6; dus vijftien minder dan nu. De orgelpartij in Blauwbaard vraagt om een goed concertinstrument; bij gebreke waaraan er indertijd gebruik werd gemaakt van een Metzler-kistorgel; dat was dus behelpen. [2]
Mede doordat het orkest diezelfde werken een dag later in De Doelen te Rotterdam op het programma had staan, kunnen de relatief toch gigantische kosten die dergelijke manifestaties nu eenmaal met zich meebrengen, worden gedragen.
Overwegingen
Onderweg naar het concert bedacht ik dat bij de huidige, nog altijd relatief lage prijzen, het bedrag dat 44 normaal betalende bezoekers voor het bewuste concert in het laatje brengen — een kleine veertienhonderd euro, dus zo'n drieduizend gulden — bij de stichting van het symfonieorkest in Groningen, op 14 november 1862, ongeveer benodigd was om een qua structuur als symfonieorkest geldend ensemble voor een heel seizoen te kunnen onderhouden. [3] Goed, inmiddels is bijna anderhalve eeuw verstreken, maar het zet je toch wel weer aan het denken. Vanzelfsprekend waren alle eisen toen
anders: de entourage, de podiumvoorzieningen, de wensen van het publiek en zo meer. Het ligt voor de hand dat ook toen al snel bleek dat er meer geld benodigd was en dat liep allengs zo hoog op dat het voor de Vereeniging De Harmonie — eigenaar van het toenmalige orkest in twee verschillende formaties: een symfonieorkest en een harmonieorkest — steeds moeilijker werd het instituut orkest blijvend te onderhouden, en het heeft er uiteindelijk toe geleid dat men het ensemble heeft afgestoten. [4]
Dat gebeurde overigens alweer meer dan acht decennia geleden, en tot op de huidige dag heeft 'het orkest' in Groningen sedertdien met heel wat Haags schrijftafelgepriegel, met daaruit voortvloeiende absurditeiten te maken gehad die in uitzinnigheid nauwelijks meer konden worden overtroffen. Maar ook nu is er opnieuw een minister voor culturele zaken, die niet de geringste kennis heeft van, of dito belangstelling voor, al hetgeen zich in onze buitenrandstedelijke gebieden afspeelt. En of zo'n cultuur-minister nu de zogenaamd sociaal-democratische dan wel christen-democratische of liberale opvattingen is toegedaan, het blijkt altijd weer één pot nat: veel uit die pot is bestemd voor de eigen omgeving, maar de randgebieden moeten blij zijn met een wat ruim uitgevallen grijpstuiver. In Limburg waren vroeger de kolenmijnen interessant voor Den Haag, tegenwoordig zijn het de aardgasvelden in Groningen, die veel aards slijk in de staatsgeldlade brengen, maar daar wordt bitter weinig tegenover gesteld, en als men dan al eens over de brug komt, is het meestal toch een fopverpakte sigaar uit eigen doos, die dan ook nog de kans loopt in aanvaring te raken met een Haags 'rookverbod'.
Nog steeds zijn orkestmusici in Groningen financieel achtergesteld bij hun colega's in de randstad, al werken ze net zo hard en gelden voor de burgers in de drie noordelijke provincies wel dezelfde tarieven aan belastingen. Aan het begin van dit jaar heeft de algemeen directeur van het Noord Nederlands Orkest, Jan Geert Vierkant, aan de bel getrokken in verband met de (duidelijk te lage) salaria van zijn orkestmusici. Zo'n achterstelling is echter fnuikend voor de stabiliteit van zo'n ensemble, inclusief de niet-musici die daar hun werk verrichten. Dat geldt tevens voor het dreigende vertrek van diverse musici zodra ze daartoe een gerede kans zien.
In de jaren zestig zag dat er geheel anders uit. Het orkest — met 72 musici een middelgroot ensemble — mocht groeien en bijzondere projecten realiseren, waarvoor altijd een oplossing werd gevonden, en meestal ruim van tevoren afspraken konden worden gemaakt, aangezien diverse gewenste uitvoeringen soms wel zo'n twee jaar voorbereidingstijd vereisten. Bijvoorbeeld Bruckners laatste drie symfonieën — met daarin vier Wagner-tuba's — konden in die tijd alleen worden uitgevoerd met aanvankelijk van 'de radio' geleende, en in de periode erna uit het Concertgebouworkest ingehuurde vier extra hoornisten. [5]
Doch juist in die periode had het orkest, dat door de aanstelling van vijf Tsjechische violisten goed kunnen uitbreiden tot (helaas maar al te tijdelijk) 49 strijkers: 13, 11, 9, 9, 7, nauwelijks of geen klachten over de financiële voorzieningen. [6]
En hoewel de subsidie van de diverse overheden tezamen op twee miljoen gulden uitkwam, keurde de gemeenteraad van de stad Groningen achteraf de NFO-begroting — met steevast een tekort per seizoen van nog eens zo'n twee miljoen — altijd goed. [7] Kortom, vrijwel alles kon, en dat was mede te danken aan de toenmalige Groninger wethouder voor culturele zaken Van der Ree, die het belang van een bovengemiddeld niveau voor een symfonieorkest van die omvang inzag en zich daar keer op keer weer sterk voor maakte. Toch bleken de tijdelijk tot in de hemel groeiende cultuurbomen ietwat te krimpen. Helemaal toen cultuurminister Brinkman medio jaren tachtig enkele van die regionale ensembles of heeft opgeheven (Friesland, Utrecht, Zuid-Holland) en de resterende ensembles tot rijksorkesten 'promoveerde', hadden plaatselijke overheden weinig tot niets meer over voor de financiële instandhouding van 'hun' orkest.
Waren diverse cruciale posten in het Gronings orkest in de jaren zestig en zeventig begerenswaardige plekken om naar te solliciteren en kwamen er daardoor steeds meer musici uit het westen naar het noorden, medio jaren tachtig raakte die sfeer snel honderdtachtig graden gedraaid: diverse van de NFO-musici op een eerste stoel solliciteerden naar plekken in het westen, die geen solo-functie inhielden. En dat had weer invloed op de kwaliteit, waardoor men er opnieuw heel hard voor moest werken, en voor de zoveelste keer kwaliteitsverbetering als hoogste prioriteit ging stellen, maar nu wel uitsluitend binnen het kader van de tevoren bekend zijnde financiële middelen.
Anno 2008 dreigt weer hetzelfde uit Den Haag als reeds zovele malen eerder: minder geld, minder welwillendheid en minder steun in andere opzichten. Regeren is bij de betreffende bewindspersoon en de ambtenaren ten departemente vrijwel nooit een kwestie van vooruitzien geweest, maar vooral van vol onverschilligheid, respectievelijk minachting, de andere — lees: randstedelijke — kant opkijken.
En al die sec genomen Haagse schrijftafelbeslissingen ten detrimente van de beschikbaar te stellen bedragen hebben, onder de streep, altijd opnieuw een dreigend kwaliteitsverlies ten gevolge gehad, dat niet voor de eeuwigheid steeds maar weer kan worden opgevangen met lapmiddelen.
Zou het noordelijke orkest zijn domicilie in de randstad hebben gehad, dan zou het er allemaal heel anders hebben uitgezien. We hoeven, om die bewering ook maar enigszins te staven, slechts terug te kijken naar een kwart eeuw geleden. Toen bevonden zich in de drie noordelijke provincies twee middelgrote symfonieorkesten — in Groningen en Leeuwarden — die enige jaren hebben getracht zich tegen de aangekondigde samenvoeging te verzetten. Die is hier echter wel tot stand gekomen. De daarvoor verantwoordelijke minister, Elco Brinkman, heeft toen ook de stelling gehuldigd dat er verregaande samenwerking zou moeten worden gerealiseerd tussen de orkesten van Rotterdam en Den Haag, hetgeen op termijn wel eens tot samenvoeging zou kunnen leiden. Die beide ensembles hebben steevast invloedrijkere lobby's dan de symfonische instituten in de wingewesten.
_________
[1] Aan drie van die vier aartsvaders daarentegen — Debussy, Schönberg en Stravinski — denkt eigenlijk iedereen binnen 'het vak' vrijwel onmiddellijk.
[2] In de tijd dat ik in Luxemburg woonde en werkte en daar alle concerten van het middelgrote symfonieorkest bijwoonde — de meeste in het auditorium van Radio Luxemburg, met een capaciteit van 420 stoelen, dat tevens dienst deed als radiostudio —, werd de Orgelsymfonie van Camille Saint-Saëns zelfs met een, overigens auditief nauwelijks waarneembaar, podium-instrument uitgevoerd.
[3] ƒ 2.962,— was de begroting voor het eerste seizoen van ongeveer tien maanden, en dat bedrag was inclusief de ƒ 400,— tractement voor de dirigent.
[4] Meer details dienaangaande kunt u vinden in het boek van Jan Minderhoud, dat op deze site uitgebreid aandacht heeft gekregen: op donderdag 14 februari en zaterdag 23 februari in drie verschillende bijdragen.
[5] In de tijd dat de Nederlandse Radio Unie met regelmaat de concerten van het orkest in De Harmonie opnam voor uitzending in het kader van de Hilversumse reeks Concerten op de zondagmiddag, kreeg de NRU toestemming om een extra concert op te nemen in ruil voor vier hoornisten die in de bewuste Bruckner-symfonie(ën) die tubapartijen voor hun rekening namen.
Toen dat niet meer ging, en men individueel musici van elders voor dergelijke concerten moest benaderen, bedroegen de vergoedingen voor een repetitie ƒ 62,50 en per concert ƒ 100,—.
En dat was in een tijd dat er altijd voldoende geld kon worden gegenereerd.
[6] Gezien het feit dat een orkestdelegatie in Tsjecho-Slowakije zo'n honderd violisten heeft laten voorspelen en men de stellige overtuiging was toegedaan van al die musici de vijf beste te hebben uitgekozen, heeft de leiding verzuimd meerjaren-contracten op te stellen. Dat leidde ertoe dat binnen een jaar één van de twee tweede violisten naar de Opera in Berlijn vertrok, een altist naar het orkest in Rotterdam, en, redelijk wat later, weer één van hen naar het Concertgebouworkest. De zevende contrabassist — die, om praktijkervaring op te doen, zichzelf voor die positie had aangemeld voor de duur van een jaar — werd 'ontdekt' door de Hongaarse violist Tibor Varga, die deze musicus charterde voor het eigen kamerorkest. En zo duurde de werkelijke uitbreiding van het strijkerskorps maar zeer kort en opnieuw waren het er (nog) vierenveertig.
[7] Een concertkaartje kostte in die dagen ƒ 4,25, scholieren en studenten met een pasje, verpleegsters in uniform en soldaten in tenue, hoefden slechts één gulden te betalen. De verhouding subsidie/inkomsten lag toen ook anders dan nu: de recette hoefde slechts vijf procent van de totale overheidssubsidiekosten (van die twee miljoen gulden) te bedragen.
In ingezonden stukken werd er toen zelfs een verzoek gedaan om de NFO-concerten maar vrij toegankelijk te maken; het zou een hoop werk schelen en zeker voor nog meer toeloop zorgen. De leiding van het orkest wees die voorstellen van de hand met het — overigens terechte — argument dat dit ten opzichte van de concerten door het eigen koor 'Bekker' en de diverse oratoriumverenigingen waarbij het orkest optrad als begeleidend ensemble — dat toen voor duizend gulden kon worden ingehuurd voor repetities inclusief de uitvoering —, oneerljke concurrentie zou betekenen.
____________
Afbeeldingen
1. Noord Nederlands Orkest met chefdirigent Michel Tabachnik.
2. Charles de Wolff blikt in een uitgebreid interview — in de zomer van 1987 ten kantore van het toenmalige Noordelijk Filharmonisch Orkest — terug op een kwart eeuw dirigentschap van dat ensemble en een meer dan veertig jaar durende carrière als organist. (Foto: Heinz Wallisch, tevens ©.)
3. Ontwerptekening van de grote Harmonie-zaal in Groningen. Deze zou vanaf 1891 tot en met december 1969 dienst doen als 'huis voor het orkest'. In eerste instantie tevens bedoeld voor veel andere manifestaties, werd dat, na de Tweede Wereldoorlog, in verband met gemeentelijke plannen, steeds minder tot alleen nog de GOV en vervolgens het NFO er gebruik van maakte.
4. Jan Geert Vierkant, algemeen directeur van het Noord Nederlands Orkest.
5. Wagner-tuba. Meer over dat instrument in mijn artikel De tuba, op de website van het muziektijdschrift Mens en melodie.
6. Recente foto van Elco Brinkman, voormalig cultuurminister van ons land.
7. De huidige minister van culturele zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, Ronald Plasterk.
Gisteravond bezocht ik — in de grote zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen — een concert door het Noord Nederlands Orkest met twee topcomposities uit het muzikale fin de siècle van Oost-Europa: een werk van Leoš Janáček en één van Béla Bartók — de veelal ontbrekende, vierde naam in de reeks van 'aartsvaders' van de twintigste eeuwse muziek. [1]
Helaas was het aantal lege stoelen in de zaal mij te groot, maar goed, ik wil vrijwel altijd een volle zaal. Ter relativering dient hier nog wel te worden toegevoegd, dat de belangstelling tijdens de beide andere keren dat ik Hertog Blauwbaards Burcht in die zaal heb bijgewoond — toen uitgevoerd door het aan het NNO 'voorafgaande' ensemble: het Noordelijk Filharmonisch Orkest, zoals het sedert 1961 was gaan heten —, in respectievelijk 1974 onder leiding van Zsolt Déaky, en in 1984 met de toen alweer meer dan twee decennia vaste dirigent Charles de Wolff, nog geringer was.
Er waren duidelijke verschillen met de uitvoeringen van toen. Allereerst het feit dat deze, in het Hongaars gezongen, versie in semi-scenische vorm was, dus met kostuums, belichting, en projectie op een scherm tegen de orgelwand van de zaal — elementen die in de richting van een weloverwogen regie wezen —, hetgeen de aantrekkelijkheid van de presentatie aanmerkelijk heeft verhoogd. Daarnaast was de stijkersbezetting in het orkest thans vrijwel geheel in overeenstemming met alle wensen van de componist, en dat was indertijd wel anders: die beide vorige keren zaten daar in totaal 44 strijkers: 12, 10, 8, 8, 6; dus vijftien minder dan nu. De orgelpartij in Blauwbaard vraagt om een goed concertinstrument; bij gebreke waaraan er indertijd gebruik werd gemaakt van een Metzler-kistorgel; dat was dus behelpen. [2]
Mede doordat het orkest diezelfde werken een dag later in De Doelen te Rotterdam op het programma had staan, kunnen de relatief toch gigantische kosten die dergelijke manifestaties nu eenmaal met zich meebrengen, worden gedragen.
Overwegingen
Onderweg naar het concert bedacht ik dat bij de huidige, nog altijd relatief lage prijzen, het bedrag dat 44 normaal betalende bezoekers voor het bewuste concert in het laatje brengen — een kleine veertienhonderd euro, dus zo'n drieduizend gulden — bij de stichting van het symfonieorkest in Groningen, op 14 november 1862, ongeveer benodigd was om een qua structuur als symfonieorkest geldend ensemble voor een heel seizoen te kunnen onderhouden. [3] Goed, inmiddels is bijna anderhalve eeuw verstreken, maar het zet je toch wel weer aan het denken. Vanzelfsprekend waren alle eisen toen
anders: de entourage, de podiumvoorzieningen, de wensen van het publiek en zo meer. Het ligt voor de hand dat ook toen al snel bleek dat er meer geld benodigd was en dat liep allengs zo hoog op dat het voor de Vereeniging De Harmonie — eigenaar van het toenmalige orkest in twee verschillende formaties: een symfonieorkest en een harmonieorkest — steeds moeilijker werd het instituut orkest blijvend te onderhouden, en het heeft er uiteindelijk toe geleid dat men het ensemble heeft afgestoten. [4]
Dat gebeurde overigens alweer meer dan acht decennia geleden, en tot op de huidige dag heeft 'het orkest' in Groningen sedertdien met heel wat Haags schrijftafelgepriegel, met daaruit voortvloeiende absurditeiten te maken gehad die in uitzinnigheid nauwelijks meer konden worden overtroffen. Maar ook nu is er opnieuw een minister voor culturele zaken, die niet de geringste kennis heeft van, of dito belangstelling voor, al hetgeen zich in onze buitenrandstedelijke gebieden afspeelt. En of zo'n cultuur-minister nu de zogenaamd sociaal-democratische dan wel christen-democratische of liberale opvattingen is toegedaan, het blijkt altijd weer één pot nat: veel uit die pot is bestemd voor de eigen omgeving, maar de randgebieden moeten blij zijn met een wat ruim uitgevallen grijpstuiver. In Limburg waren vroeger de kolenmijnen interessant voor Den Haag, tegenwoordig zijn het de aardgasvelden in Groningen, die veel aards slijk in de staatsgeldlade brengen, maar daar wordt bitter weinig tegenover gesteld, en als men dan al eens over de brug komt, is het meestal toch een fopverpakte sigaar uit eigen doos, die dan ook nog de kans loopt in aanvaring te raken met een Haags 'rookverbod'.
Nog steeds zijn orkestmusici in Groningen financieel achtergesteld bij hun colega's in de randstad, al werken ze net zo hard en gelden voor de burgers in de drie noordelijke provincies wel dezelfde tarieven aan belastingen. Aan het begin van dit jaar heeft de algemeen directeur van het Noord Nederlands Orkest, Jan Geert Vierkant, aan de bel getrokken in verband met de (duidelijk te lage) salaria van zijn orkestmusici. Zo'n achterstelling is echter fnuikend voor de stabiliteit van zo'n ensemble, inclusief de niet-musici die daar hun werk verrichten. Dat geldt tevens voor het dreigende vertrek van diverse musici zodra ze daartoe een gerede kans zien.
In de jaren zestig zag dat er geheel anders uit. Het orkest — met 72 musici een middelgroot ensemble — mocht groeien en bijzondere projecten realiseren, waarvoor altijd een oplossing werd gevonden, en meestal ruim van tevoren afspraken konden worden gemaakt, aangezien diverse gewenste uitvoeringen soms wel zo'n twee jaar voorbereidingstijd vereisten. Bijvoorbeeld Bruckners laatste drie symfonieën — met daarin vier Wagner-tuba's — konden in die tijd alleen worden uitgevoerd met aanvankelijk van 'de radio' geleende, en in de periode erna uit het Concertgebouworkest ingehuurde vier extra hoornisten. [5]
Doch juist in die periode had het orkest, dat door de aanstelling van vijf Tsjechische violisten goed kunnen uitbreiden tot (helaas maar al te tijdelijk) 49 strijkers: 13, 11, 9, 9, 7, nauwelijks of geen klachten over de financiële voorzieningen. [6]
En hoewel de subsidie van de diverse overheden tezamen op twee miljoen gulden uitkwam, keurde de gemeenteraad van de stad Groningen achteraf de NFO-begroting — met steevast een tekort per seizoen van nog eens zo'n twee miljoen — altijd goed. [7] Kortom, vrijwel alles kon, en dat was mede te danken aan de toenmalige Groninger wethouder voor culturele zaken Van der Ree, die het belang van een bovengemiddeld niveau voor een symfonieorkest van die omvang inzag en zich daar keer op keer weer sterk voor maakte. Toch bleken de tijdelijk tot in de hemel groeiende cultuurbomen ietwat te krimpen. Helemaal toen cultuurminister Brinkman medio jaren tachtig enkele van die regionale ensembles of heeft opgeheven (Friesland, Utrecht, Zuid-Holland) en de resterende ensembles tot rijksorkesten 'promoveerde', hadden plaatselijke overheden weinig tot niets meer over voor de financiële instandhouding van 'hun' orkest.
Waren diverse cruciale posten in het Gronings orkest in de jaren zestig en zeventig begerenswaardige plekken om naar te solliciteren en kwamen er daardoor steeds meer musici uit het westen naar het noorden, medio jaren tachtig raakte die sfeer snel honderdtachtig graden gedraaid: diverse van de NFO-musici op een eerste stoel solliciteerden naar plekken in het westen, die geen solo-functie inhielden. En dat had weer invloed op de kwaliteit, waardoor men er opnieuw heel hard voor moest werken, en voor de zoveelste keer kwaliteitsverbetering als hoogste prioriteit ging stellen, maar nu wel uitsluitend binnen het kader van de tevoren bekend zijnde financiële middelen.
Anno 2008 dreigt weer hetzelfde uit Den Haag als reeds zovele malen eerder: minder geld, minder welwillendheid en minder steun in andere opzichten. Regeren is bij de betreffende bewindspersoon en de ambtenaren ten departemente vrijwel nooit een kwestie van vooruitzien geweest, maar vooral van vol onverschilligheid, respectievelijk minachting, de andere — lees: randstedelijke — kant opkijken.
En al die sec genomen Haagse schrijftafelbeslissingen ten detrimente van de beschikbaar te stellen bedragen hebben, onder de streep, altijd opnieuw een dreigend kwaliteitsverlies ten gevolge gehad, dat niet voor de eeuwigheid steeds maar weer kan worden opgevangen met lapmiddelen.
Zou het noordelijke orkest zijn domicilie in de randstad hebben gehad, dan zou het er allemaal heel anders hebben uitgezien. We hoeven, om die bewering ook maar enigszins te staven, slechts terug te kijken naar een kwart eeuw geleden. Toen bevonden zich in de drie noordelijke provincies twee middelgrote symfonieorkesten — in Groningen en Leeuwarden — die enige jaren hebben getracht zich tegen de aangekondigde samenvoeging te verzetten. Die is hier echter wel tot stand gekomen. De daarvoor verantwoordelijke minister, Elco Brinkman, heeft toen ook de stelling gehuldigd dat er verregaande samenwerking zou moeten worden gerealiseerd tussen de orkesten van Rotterdam en Den Haag, hetgeen op termijn wel eens tot samenvoeging zou kunnen leiden. Die beide ensembles hebben steevast invloedrijkere lobby's dan de symfonische instituten in de wingewesten.
_________
[1] Aan drie van die vier aartsvaders daarentegen — Debussy, Schönberg en Stravinski — denkt eigenlijk iedereen binnen 'het vak' vrijwel onmiddellijk.
[2] In de tijd dat ik in Luxemburg woonde en werkte en daar alle concerten van het middelgrote symfonieorkest bijwoonde — de meeste in het auditorium van Radio Luxemburg, met een capaciteit van 420 stoelen, dat tevens dienst deed als radiostudio —, werd de Orgelsymfonie van Camille Saint-Saëns zelfs met een, overigens auditief nauwelijks waarneembaar, podium-instrument uitgevoerd.
[3] ƒ 2.962,— was de begroting voor het eerste seizoen van ongeveer tien maanden, en dat bedrag was inclusief de ƒ 400,— tractement voor de dirigent.
[4] Meer details dienaangaande kunt u vinden in het boek van Jan Minderhoud, dat op deze site uitgebreid aandacht heeft gekregen: op donderdag 14 februari en zaterdag 23 februari in drie verschillende bijdragen.
[5] In de tijd dat de Nederlandse Radio Unie met regelmaat de concerten van het orkest in De Harmonie opnam voor uitzending in het kader van de Hilversumse reeks Concerten op de zondagmiddag, kreeg de NRU toestemming om een extra concert op te nemen in ruil voor vier hoornisten die in de bewuste Bruckner-symfonie(ën) die tubapartijen voor hun rekening namen.
Toen dat niet meer ging, en men individueel musici van elders voor dergelijke concerten moest benaderen, bedroegen de vergoedingen voor een repetitie ƒ 62,50 en per concert ƒ 100,—.
En dat was in een tijd dat er altijd voldoende geld kon worden gegenereerd.
[6] Gezien het feit dat een orkestdelegatie in Tsjecho-Slowakije zo'n honderd violisten heeft laten voorspelen en men de stellige overtuiging was toegedaan van al die musici de vijf beste te hebben uitgekozen, heeft de leiding verzuimd meerjaren-contracten op te stellen. Dat leidde ertoe dat binnen een jaar één van de twee tweede violisten naar de Opera in Berlijn vertrok, een altist naar het orkest in Rotterdam, en, redelijk wat later, weer één van hen naar het Concertgebouworkest. De zevende contrabassist — die, om praktijkervaring op te doen, zichzelf voor die positie had aangemeld voor de duur van een jaar — werd 'ontdekt' door de Hongaarse violist Tibor Varga, die deze musicus charterde voor het eigen kamerorkest. En zo duurde de werkelijke uitbreiding van het strijkerskorps maar zeer kort en opnieuw waren het er (nog) vierenveertig.
[7] Een concertkaartje kostte in die dagen ƒ 4,25, scholieren en studenten met een pasje, verpleegsters in uniform en soldaten in tenue, hoefden slechts één gulden te betalen. De verhouding subsidie/inkomsten lag toen ook anders dan nu: de recette hoefde slechts vijf procent van de totale overheidssubsidiekosten (van die twee miljoen gulden) te bedragen.
In ingezonden stukken werd er toen zelfs een verzoek gedaan om de NFO-concerten maar vrij toegankelijk te maken; het zou een hoop werk schelen en zeker voor nog meer toeloop zorgen. De leiding van het orkest wees die voorstellen van de hand met het — overigens terechte — argument dat dit ten opzichte van de concerten door het eigen koor 'Bekker' en de diverse oratoriumverenigingen waarbij het orkest optrad als begeleidend ensemble — dat toen voor duizend gulden kon worden ingehuurd voor repetities inclusief de uitvoering —, oneerljke concurrentie zou betekenen.
____________
Afbeeldingen
1. Noord Nederlands Orkest met chefdirigent Michel Tabachnik.
2. Charles de Wolff blikt in een uitgebreid interview — in de zomer van 1987 ten kantore van het toenmalige Noordelijk Filharmonisch Orkest — terug op een kwart eeuw dirigentschap van dat ensemble en een meer dan veertig jaar durende carrière als organist. (Foto: Heinz Wallisch, tevens ©.)
3. Ontwerptekening van de grote Harmonie-zaal in Groningen. Deze zou vanaf 1891 tot en met december 1969 dienst doen als 'huis voor het orkest'. In eerste instantie tevens bedoeld voor veel andere manifestaties, werd dat, na de Tweede Wereldoorlog, in verband met gemeentelijke plannen, steeds minder tot alleen nog de GOV en vervolgens het NFO er gebruik van maakte.
4. Jan Geert Vierkant, algemeen directeur van het Noord Nederlands Orkest.
5. Wagner-tuba. Meer over dat instrument in mijn artikel De tuba, op de website van het muziektijdschrift Mens en melodie.
6. Recente foto van Elco Brinkman, voormalig cultuurminister van ons land.
7. De huidige minister van culturele zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, Ronald Plasterk.
zondag 9 november 2008
Eén optreden in Nederland van Sinikka Langeland: in De Oosterpoort op woensdag 19 november
Eenmalig
Op woensdag 19 november — 's avonds om 20:15 uur — begint in de kleine zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort te Groningen een concert door zangeres, kantele-bespeelster Snikka Langeland en haar vier instrumentale begeleiders. Het is het enige concert dat deze groepering in Nederland geeft. Het zal in meer dan één opzicht een uniek gebeuren worden, aangezien dat adjectief tevens voor de kwaliteiten van de componiste en de door haar gekozen teksten van een dichter die midden in de eeuwige bossen van Noorwegen werkte en leefde.
Sinikka Langeland is in 1961 geboren als dochter van een Noorse vader en een Finse moeder uit Karelië — een streek die we zowel tegenkomen in de muziek van Jean Sibelius, alsook in de schilderkunst van Akseli Gallén-Kalela. Sinikka is een Finse voornaam, maar ze voelt zich 'afkomstig' uit twee culturen, en dat is aan haar compositiestijl en de uitwerking van de gedichten in muziek goed te horen.
Pure poëzie
De Noorse schrijver en dichter Hans Børli (1918-1989) heeft zeer veel gepubliceerd in proza en poëzie, maar daarnaast is hij zijn hele leven houtveller gebleven. De 1100 gedichten die zijn poëtisch oeuvre uitmaken, werden in de stille, nachtelijke uren geschreven. In 2005 is er in Noorwegen een tweetalige editie — Noors naast Engels — uitgekomen met zestig van zijn gedichten: We Own The Forests and Other Poems [1], waaruit Sinikka Langeland er 10 heeft uitgekozen voor haar verzameling Starflowers waarvoor wij in het Nederlands de verwante benaming sterrenbloem gebruiken. Drie eigen, uitsluitend instrumentale composities van Sinikka Langeland Sølv — Støv — Vindtreet maken het dertiental bijdragen op die ene compact disc compleet: zo'n zeventig minuten hoogwaardige, veelzijdige stukken, die alle — de gezongen stukken anders dan de puur instrumentale — in aanmerking komen voor het predikaat pure poëzie. Sinikka Langelands scala reikt van intense verstilling tot vocaal geuite, zinderende hartstocht, hetgeen leidt tot een niet alledaagse vorm van rijk geschakeerde intensiteit en spanning, die weliswaar als muzikale taal van de Noordpool tot aan Antarctis op gevoelsmatig begrip kan rekenen, maar die desondanks het Scandinavische element niet verloochent. Van minimal music tot en met felle jazz; dat laatste met name in Vindtreet, een van de drie tussenspelen.
Zoals in de, vooral symfonische, muziek van Jean Sibelius (1865-1957), ondanks de universaliteit, altijd de op de voorgrond aanwezige elementen van bossen en meren zullen blijven domineren, is dat in Sinikka's voordracht eveneens het geval met de voor haar deel van Scnadinavië typerende aspecten van licht en luchten, van eeuwig zingende bossen alsmede om de rotsen waaiende winden, die hun weerslag in alle kunstvormen van die contreien blijvend hebben gevestigd, en die ertoe kunnen bijdragen dat uitvoerenden en publiek de weg tot elkander [2] zullen vinden.
Zoals de elementen nostalgie en verlangen in de liederen van Edvard Grieg (1843-1907), maar dan in een moderne aankleding met onder meer saxofoons en slagwerk.
De Kantele
Het door Sinikka Langeland bespeelde instrument, de kantele, is een Baltisch psalterium, meer specifiek een lid van de familie der citers. Het hierboven afgebeelde exemplaar heeft 38 snaren. Het is een in Scandinavië, maar meer nog in Estland voorkomend instrument uit de volksmuziek dat traditioneel wordt getokkeld. Het instrument heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt, van 6 snaren gemaakt van paardenhaar tot de huidige vorm. Meestal houdt de bespeler het instrument op schoot dan wel voor zich op een tafeltje, zoals dat ook met de klassieke citer veelal gebeurt.
Fascinerende combinaties
De door Sinikka Langeland en haar begeleiders bijeengebrachte reeks van dertien nummers geeft een uitstekend overzicht van de veelzijdigheid, die de groep beheerst. Het enige concert in ons land, volgende week woensdag, zal dan ook voor menig belangstellende een gebeurtenis zijn om naar uit te zien.
De compact disc met de in totaal dertien nummers is het product van een enorme ontwikkeling, die de uitvoerenden zowel muzikaal alsook literair en, onverbrekelijk daaraan verbonden, algemeen maatschappelijk hebben doorgemaakt.
De inhoud van het tekstboekje bevat geen persoonlijke informatie over de uitvoerenden, maar wel de gezongen teksten van de tien gedichten van Hans Børli, alsmede, op de tegenoverliggende bladzijde, een Engelse vertaling van de oorspronkelijk Noorse teksten door Louis Muinzer. Verder zijn enkele rune-tekeningen van Tore Hansen opgenomen, uit het boek Karhun emuu, Runesanger fra Finnskogen.
_____________
Sinikka Langeland: Starflowers
13 composities van Sinikka Langeland, waarvan tien
op gedichten van Hans Børli (1918-1989)
Sinikka Langeland — zang en kantele
Arve Henriksen — trompet
Trygve Seim — tenor- en sopraansaxofoon
Anders Jormin — contrabas
Markku Ounaskari — slagwerk
ECM Records ECM 1996 — 1714563
___________
[1] Meer informatie en beeldmateriaal over Hans Børli is te vinden op de website van het Hans Børli-selskapet. Meer informatie en beeldmateriaal over Sinikka Langeland is te vinden op haar eigen website http://www.sinikka.no/
[2] Voor de jeugdige lezers: En eeuwig zingende bossen (1933); Winden waaien om de rotsen (1934); De weg tot elkander (1935) zijn de titels van de trilogie Het Geslacht Bjørndal van de Noorse romancier Trygve Gulbranssen (1894-1962).
____________
Afbeeldingen
1. Sinikka Langeland. (Foto: Kjell Ivar Wålberg.)
2. Hans Børli aan het werk als houtvester. (Foto: Sverre Eier, Hans Børli-selskapet.)
3. Hans Børli thuis aan het werk als schrijver. (Foto: Sverre Eier, Hans Børlo-selskapet.)
4. Kantele met 38 snaren.
5. Voorplat van het cd-boekje en van de omslag van Starflowers.
6. Rune-tekening van Tore Hansen.
Op woensdag 19 november — 's avonds om 20:15 uur — begint in de kleine zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort te Groningen een concert door zangeres, kantele-bespeelster Snikka Langeland en haar vier instrumentale begeleiders. Het is het enige concert dat deze groepering in Nederland geeft. Het zal in meer dan één opzicht een uniek gebeuren worden, aangezien dat adjectief tevens voor de kwaliteiten van de componiste en de door haar gekozen teksten van een dichter die midden in de eeuwige bossen van Noorwegen werkte en leefde.
Sinikka Langeland is in 1961 geboren als dochter van een Noorse vader en een Finse moeder uit Karelië — een streek die we zowel tegenkomen in de muziek van Jean Sibelius, alsook in de schilderkunst van Akseli Gallén-Kalela. Sinikka is een Finse voornaam, maar ze voelt zich 'afkomstig' uit twee culturen, en dat is aan haar compositiestijl en de uitwerking van de gedichten in muziek goed te horen.
Pure poëzie
De Noorse schrijver en dichter Hans Børli (1918-1989) heeft zeer veel gepubliceerd in proza en poëzie, maar daarnaast is hij zijn hele leven houtveller gebleven. De 1100 gedichten die zijn poëtisch oeuvre uitmaken, werden in de stille, nachtelijke uren geschreven. In 2005 is er in Noorwegen een tweetalige editie — Noors naast Engels — uitgekomen met zestig van zijn gedichten: We Own The Forests and Other Poems [1], waaruit Sinikka Langeland er 10 heeft uitgekozen voor haar verzameling Starflowers waarvoor wij in het Nederlands de verwante benaming sterrenbloem gebruiken. Drie eigen, uitsluitend instrumentale composities van Sinikka Langeland Sølv — Støv — Vindtreet maken het dertiental bijdragen op die ene compact disc compleet: zo'n zeventig minuten hoogwaardige, veelzijdige stukken, die alle — de gezongen stukken anders dan de puur instrumentale — in aanmerking komen voor het predikaat pure poëzie. Sinikka Langelands scala reikt van intense verstilling tot vocaal geuite, zinderende hartstocht, hetgeen leidt tot een niet alledaagse vorm van rijk geschakeerde intensiteit en spanning, die weliswaar als muzikale taal van de Noordpool tot aan Antarctis op gevoelsmatig begrip kan rekenen, maar die desondanks het Scandinavische element niet verloochent. Van minimal music tot en met felle jazz; dat laatste met name in Vindtreet, een van de drie tussenspelen.
Zoals in de, vooral symfonische, muziek van Jean Sibelius (1865-1957), ondanks de universaliteit, altijd de op de voorgrond aanwezige elementen van bossen en meren zullen blijven domineren, is dat in Sinikka's voordracht eveneens het geval met de voor haar deel van Scnadinavië typerende aspecten van licht en luchten, van eeuwig zingende bossen alsmede om de rotsen waaiende winden, die hun weerslag in alle kunstvormen van die contreien blijvend hebben gevestigd, en die ertoe kunnen bijdragen dat uitvoerenden en publiek de weg tot elkander [2] zullen vinden.
Zoals de elementen nostalgie en verlangen in de liederen van Edvard Grieg (1843-1907), maar dan in een moderne aankleding met onder meer saxofoons en slagwerk.
De Kantele
Het door Sinikka Langeland bespeelde instrument, de kantele, is een Baltisch psalterium, meer specifiek een lid van de familie der citers. Het hierboven afgebeelde exemplaar heeft 38 snaren. Het is een in Scandinavië, maar meer nog in Estland voorkomend instrument uit de volksmuziek dat traditioneel wordt getokkeld. Het instrument heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt, van 6 snaren gemaakt van paardenhaar tot de huidige vorm. Meestal houdt de bespeler het instrument op schoot dan wel voor zich op een tafeltje, zoals dat ook met de klassieke citer veelal gebeurt.
Fascinerende combinaties
De door Sinikka Langeland en haar begeleiders bijeengebrachte reeks van dertien nummers geeft een uitstekend overzicht van de veelzijdigheid, die de groep beheerst. Het enige concert in ons land, volgende week woensdag, zal dan ook voor menig belangstellende een gebeurtenis zijn om naar uit te zien.
De compact disc met de in totaal dertien nummers is het product van een enorme ontwikkeling, die de uitvoerenden zowel muzikaal alsook literair en, onverbrekelijk daaraan verbonden, algemeen maatschappelijk hebben doorgemaakt.
De inhoud van het tekstboekje bevat geen persoonlijke informatie over de uitvoerenden, maar wel de gezongen teksten van de tien gedichten van Hans Børli, alsmede, op de tegenoverliggende bladzijde, een Engelse vertaling van de oorspronkelijk Noorse teksten door Louis Muinzer. Verder zijn enkele rune-tekeningen van Tore Hansen opgenomen, uit het boek Karhun emuu, Runesanger fra Finnskogen.
_____________
Sinikka Langeland: Starflowers
13 composities van Sinikka Langeland, waarvan tien
op gedichten van Hans Børli (1918-1989)
Sinikka Langeland — zang en kantele
Arve Henriksen — trompet
Trygve Seim — tenor- en sopraansaxofoon
Anders Jormin — contrabas
Markku Ounaskari — slagwerk
ECM Records ECM 1996 — 1714563
___________
[1] Meer informatie en beeldmateriaal over Hans Børli is te vinden op de website van het Hans Børli-selskapet. Meer informatie en beeldmateriaal over Sinikka Langeland is te vinden op haar eigen website http://www.sinikka.no/
[2] Voor de jeugdige lezers: En eeuwig zingende bossen (1933); Winden waaien om de rotsen (1934); De weg tot elkander (1935) zijn de titels van de trilogie Het Geslacht Bjørndal van de Noorse romancier Trygve Gulbranssen (1894-1962).
____________
Afbeeldingen
1. Sinikka Langeland. (Foto: Kjell Ivar Wålberg.)
2. Hans Børli aan het werk als houtvester. (Foto: Sverre Eier, Hans Børli-selskapet.)
3. Hans Børli thuis aan het werk als schrijver. (Foto: Sverre Eier, Hans Børlo-selskapet.)
4. Kantele met 38 snaren.
5. Voorplat van het cd-boekje en van de omslag van Starflowers.
6. Rune-tekening van Tore Hansen.
vrijdag 7 november 2008
Traditoneel Sint Maartensconcert op 11 november in Martinikerk dit jaar met orgel en violoncello
Belangstelling
Hoewel het sedert enige tijd helaas verbijsterend slecht gaat met de belangstelling voor orgelconcerten in het rijkste orgelgebied van deze wereld — Noord-Nederland en Noord-Duitsland — op de voet gevolgd door de gemiste aandacht die tal van organisatoren van series in het westen des lands eveneens beklagen —, heeft de reeks de zomerse lunchconcerten in juli en augustus op vrijdag in de Martikerk dit jaar niet te klagen gehad. Die relatief reusachtige belangstelling is mede tot stand gekomen door ruime publiciteit vooraf en, niet te vergeten, doordat diverse keren in landelijke radioprogamma's op het unieke van het hoofdorgel in Groningens Martinikerk is gewezen.
Het jaarlijkse Sint Maartensconcert op 11 november loopt de kerk tradtioneel goed vol; ik heb er wel tussen een duizend toehoorders gezeten. Het feit dat deze manifestatie gratis toegankelijk is, zal daar zeker een rol hebben meegespeeld en de eerstkomende twee à drie jaren een extra element vormen, aangezien de gewone burger gedurende die periode rekening zal moeten houden met de gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis. En dat die ook nu voor de minder draagkrachtige inwoners van (niet alleen) ons land het ergst voelbaar zullen zijn, mag worden beschouwd als een uitstekende, zeer stevig staande 32-voets orgelpijp. En zo zullen diverse organisaties van concertseries die gevolgen eveneens — en nog weer meer — gaan merken.
Johan Beeftink
Al geruime tijd speelt organist Johan Beeftink de hoofdrol in het Sint Maartensconcert in de kerk die de naam van deze 'schutspatroon' draagt. Het ene jaar werd hij ondersteund door een (of meer) ko(o)r(en), dan weer eens door zijn zoon Eildert, die samen met papa orgel vierhandig heeft gespeeld, waarbij de impressionist Claude Debussy op dat voornamelijk barokke orgel een uitstekende indruk maakte.
Dit jaar treedt naast Johan Beeftink de van oorsprong Amerikaanse celliste Julia Tom, die vooral in Duitsland optreedt met diverse ensembles. Zij speelt onder meer delen uit de Eerste Suite voor cello van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Verder staan er composities voor haar instrument en voor de Koningin der Instrumenten aan de westelijke binnenmuur van de Martinikerk, van onder meer Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847), Igor Stravinski (1882-1971), Franz Peter Schubert (1797-1828) en van de Franse muziekmeester Camille Saint-Saëns (1835-1921).
Het concert begint om 12:45 uur en duurt tot 13:30 uur. Vanaf klokslag twaalf uur is de kerk toegankelijk.
Hoewel het sedert enige tijd helaas verbijsterend slecht gaat met de belangstelling voor orgelconcerten in het rijkste orgelgebied van deze wereld — Noord-Nederland en Noord-Duitsland — op de voet gevolgd door de gemiste aandacht die tal van organisatoren van series in het westen des lands eveneens beklagen —, heeft de reeks de zomerse lunchconcerten in juli en augustus op vrijdag in de Martikerk dit jaar niet te klagen gehad. Die relatief reusachtige belangstelling is mede tot stand gekomen door ruime publiciteit vooraf en, niet te vergeten, doordat diverse keren in landelijke radioprogamma's op het unieke van het hoofdorgel in Groningens Martinikerk is gewezen.
Het jaarlijkse Sint Maartensconcert op 11 november loopt de kerk tradtioneel goed vol; ik heb er wel tussen een duizend toehoorders gezeten. Het feit dat deze manifestatie gratis toegankelijk is, zal daar zeker een rol hebben meegespeeld en de eerstkomende twee à drie jaren een extra element vormen, aangezien de gewone burger gedurende die periode rekening zal moeten houden met de gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis. En dat die ook nu voor de minder draagkrachtige inwoners van (niet alleen) ons land het ergst voelbaar zullen zijn, mag worden beschouwd als een uitstekende, zeer stevig staande 32-voets orgelpijp. En zo zullen diverse organisaties van concertseries die gevolgen eveneens — en nog weer meer — gaan merken.
Johan Beeftink
Al geruime tijd speelt organist Johan Beeftink de hoofdrol in het Sint Maartensconcert in de kerk die de naam van deze 'schutspatroon' draagt. Het ene jaar werd hij ondersteund door een (of meer) ko(o)r(en), dan weer eens door zijn zoon Eildert, die samen met papa orgel vierhandig heeft gespeeld, waarbij de impressionist Claude Debussy op dat voornamelijk barokke orgel een uitstekende indruk maakte.
Dit jaar treedt naast Johan Beeftink de van oorsprong Amerikaanse celliste Julia Tom, die vooral in Duitsland optreedt met diverse ensembles. Zij speelt onder meer delen uit de Eerste Suite voor cello van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Verder staan er composities voor haar instrument en voor de Koningin der Instrumenten aan de westelijke binnenmuur van de Martinikerk, van onder meer Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847), Igor Stravinski (1882-1971), Franz Peter Schubert (1797-1828) en van de Franse muziekmeester Camille Saint-Saëns (1835-1921).
Het concert begint om 12:45 uur en duurt tot 13:30 uur. Vanaf klokslag twaalf uur is de kerk toegankelijk.
Abonneren op:
Posts (Atom)